Waarom worden er leeftijdsnormen gehanteerd in het VO, terwijl dat wordt afgeraden voor leerlingen in het basisonderwijs?
In het basisonderwijs wordt voor de beoordeling van technisch lezen en spellen als norm de didactische leeftijd verkozen boven de kalenderleeftijd, omdat de instructie voor het aanleren en verder ontwikkelen van deze vaardigheden tijdens het basisonderwijs plaatsvindt. De mate van beheersing en ontwikkeling van deze vaardigheden is in de periode van de basisschool nog sterk afhankelijk van de hoeveelheid tijd aan instructie die de leerling heeft genoten. Leerlingen op de basisschool kunnen bijna een jaar in leeftijd verschillen maar wel in dezelfde jaargroep zitten en dus evenveel leesinstructie gehad hebben. Omgekeerd kunnen kinderen ongeveer even oud zijn maar toch in verschillende jaargroepen zitten en daardoor sterk verschillen in hun leesvaardigheid, vanwege het verschil in hun didactische leeftijd (gemeten in het aantal maanden genoten formeel leesonderwijs, startend vanaf het begin van groep 3).
Nadat de basisschool is afgerond, is de instructie voor het aanleren en onderhouden van de technische vaardigheid van het lezen en spellen ook afgerond. In het voortgezet onderwijs is de ontwikkeling van deze vaardigheden daarom minder afhankelijk van de hoeveelheid onderwijsaanbod en veel meer afhankelijk van de ervaringstijd met lezen. Naarmate jeugdigen ouder worden hebben ze meer gelezen. Daarom kan voor leerlingen in het voortgezet onderwijs de kalenderleeftijd aangehouden worden als norm bij het vaststellen van de mate van leesvaardigheid en is didactische leeftijd niet meer relevant.
Werkgroep beheer BVRD