Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBERICHTEN

Moet bij een diagnostisch onderzoek standaard een intelligentietest worden afgenomen?

Een terugkerende vraag is of bij een diagnostisch onderzoek naar dyslexie standaard de bepaling van het IQ hoort. Het antwoord is drieledig.
We onderscheiden bij dyslexie de onderkennende diagnose (of classificatie), de verklarende diagnose en de indicerende diagnose.

  • Voor de classificatie of onderkennende diagnose (antwoord op de vraag: ‘Is er sprake van dyslexie?’) is een intelligentiebepaling alleen aan de orde om mentale retardatie als eerste diagnose uit te sluiten. Gewoonlijk geldt een IQ van 70 daarvoor als grens.
  • Voor de verklarende diagnose kan zicht op de intelligentie, en dan naast het algemene niveau vooral ook op het intelligentieprofiel, bijdragen aan de verklaring.
  • Ten slotte de indicerende diagnose (antwoord op de vraag: ‘Wat moet er nu gebeuren?’); daarvoor is zicht op het algehele niveau van begaafdheid noodzakelijk, want medebepalend voor de aanpak.

Om een kind te kunnen beoordelen is om te beginnen kennis over twee dingen noodzakelijk: leeftijd en intelligentie. Er is vaak al veel informatie voorhanden om iets te kunnen zeggen over de intelligentie. Daarvoor is een nieuwe testafname lang niet in alle gevallen nodig.

Zie Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0 paragraaf 2.4.3, Toelichting betreffende intelligentiemeting: Het meten van de intelligentie is voor het stellen van een diagnose dyslexie niet noodzakelijk, maar kan een informatieve bijdrage leveren aan het beeld van beschermende en belemmerende factoren en daarmee ook aanknopingspunten voor behandeling (Blomert, 2005; Karipidis & Hong, 2020). Bij kinderen die in bredere zin achterblijvende schoolprestaties vertonen, is een intelligentiebepaling (meestal) noodzakelijk alvorens een diagnose te stellen. Voor de volledigheid is het goed te vermelden dat het accuraat en vloeiend lezen op woordniveau los staat van de (hoog)begaafdheid van de leerling (Van Viersen, 2017). Er dient daarom bij hoogbegaafde leerlingen niet afgeweken te worden van de geprotocolleerde criteria voor classificatie.

Back to top