Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

Veelgestelde vragen

Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling 3.0

  • Wat betekent de overgang van Protocol 2.0 naar Protocol 3.0 voor kinderen die nu niet meer in aanmerking komen voor vergoede zorg op grond van spellingproblematiek? ingeklapt

    Er moet altijd ruimte zijn voor overleg om schrijnende gevallen te voorkomen. Leerling B en leerling D uit de voorbeeldcasussen zijn daarbij bespreekgevallen, waarbij het belang van het kind voorop staat.

    De voorbeeldcasussen zijn te vinden in Brief implementatie PDDB 3.0 – leesspecialist en Brief implementatie PDDB 3.0 - poortwachter

  • Wat betekent de overgang van Protocol 2.0 naar Protocol 3.0 voor kinderen die eerder zijn afgewezen op grond van comorbiditeit maar nu wel in aanmerking komen voor vergoede zorg? ingeklapt

    Dit is onder andere afhankelijk van de periode tussen de eerdere afwijzing en hernieuwde aanmelding. Voorwaarden voor hernieuwde aanmelding zijn dat

    1. het leerlingdossier geactualiseerd is.
    2. de ondersteuning op niveau 3 in de tussenliggende periode door de school is voortgezet.

    Bij de beoordeling door de poortwachter wordt gekeken naar beide voorwaarden.

    Als het gaat om een hernieuwde aanmelding bij dezelfde praktijk hoeft alleen aanvullende diagnostiek gedaan te worden. Als het gaat om een hernieuwde aanmelding bij een andere praktijk dient het eerdere rapport inclusief testscores beschikbaar te worden gesteld zodat alleen aanvullende diagnostiek gedaan wordt.

  • Blijft de veldnorm van kracht? ingeklapt

    De veldnorm is gebaseerd op data. Voorlopig zijn er geen data bekend bij het Protocol 3.0 en wordt de veldnorm niet aangepast. Als de data daar aanleiding toe geven, zal opnieuw naar de veldnorm gekeken worden.

    Wel is van belang te benadrukken dat de veldnorm uitgaat van een gemiddelde. Dit vraagt om een flexibele toepassing; tegenover onderzoeken en behandelingen die meer tijd vragen, staan onderzoeken en behandeling waarbij minder tijd nodig is.

  • Kunnen proefbehandelingen onderdeel van diagnostiek en/of behandeling zijn? ingeklapt

    Proefbehandelingen zijn geen standaard onderdeel van een dyslexiezorgtraject. Wanneer proefbehandelingen worden gegeven vanuit het vermoeden dat de ondersteuning op niveau 3 onvoldoende was, ligt ondersteuning van het onderwijs in het vormgeven van ON3 meer voor de hand. In dat geval kan er vanuit het onderwijs expertise worden gevraagd aan dyslexiespecialisten in het onderwijs en/of aan dyslexiezorgpraktijken.

    Bij uitzondering kan een behandeling onderdeel van het diagnostisch proces zijn ter beantwoording van de vraag naar de behandelbaarheid in geval van comorbiditeit. Voor de verdere invulling hiervan wordt uitgegaan van het professionele oordeel van de diagnosticus. Er wordt dan niet gesproken van een proefbehandeling, maar van een uitgestelde diagnose.

    De behandeling wordt altijd goed gemonitord. Als tijdens dergelijke evaluatiemomenten blijkt dat de behandeling weinig tot geen resultaat oplevert of niet aansluit bij wat het kind nodig heeft, wordt de behandeling beredeneerd (tijdelijk) afgesloten.
    Ook hierbij is de klinische blik van de dyslexiezorgverlener leidend.

    Proefbehandelingen zoals die tijdens de lockdown van de scholen hebben plaatsgevonden, zijn niet langer van toepassing.

  • Wanneer is sprake van milde dyslexie? ingeklapt

    Er is geen sprake van milde dyslexie. In Protocol 3.0 is sprake van een mildere vorm van dyslexie. Daarbij wordt verwezen naar de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (BVRD).

    In de BVRD staat ‘Als richtlijn voor klinische problematiek wordt uitgegaan van een score op lees- of spellingvaardigheid die tot de laagste 10 procent behoort’ (zie pagina 67 van de BVRD, onder het kopje ‘Onderzoek’).

    De term ‘Ernstige Dyslexie’ is geen aparte vorm van dyslexie maar: ‘een behandelindicatie in Nederland binnen de dyslexiezorg vanuit de Jeugdwet.’
    (sectie 1.10 Aanbevelingen – pagina 40 BVRD)

  • Mogen kinderen uit cluster 2 en 4 nog worden aangemeld voor vergoede dyslexiezorg? ingeklapt

    Kinderen uit cluster 2 en 4 kunnen aangemeld worden, mits zij net als andere kinderen aan alle voorwaarden van ernst en hardnekkigheid voldoen en voldoende ondersteuning op ondersteuningsniveau 2 en 3 gehad hebben. Met andere woorden: van hen moet een compleet leerlingdossier beschikbaar zijn. Tijdens de diagnostiek wordt beoordeeld of zij een dyslexiebehandeling kunnen volgen die binnen de bandbreedte van de ED-zorg valt. De psychodiagnosticus moet dus een oordeel vellen over de vraag hoe behandelbaar de lees- en spellingproblemen zijn van deze leerling.

    Voor de inhoud van de diagnostiek en de criteria voor de indicatiestelling verwijzen we naar de richtlijn voor TOS, de Brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie en het Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling 3.0.

    Analyse van de richtlijnen laat een aanzienlijke overlap zien tussen TOS en ED, bijvoorbeeld rond aspecten van woordenschat, maar vooral op het gebied van fonologie. Daarom moet afstemming plaatsvinden over inhoud en niveau van de behandeling. Een belangrijke overweging is daarbij dat taalontwikkeling de leesontwikkeling beïnvloedt, maar evenzeer kan lezen positief inwerken op aspecten van taalontwikkeling. Zo nodig kan, op basis van een inhoudelijke analyse, een zekere volgtijdelijkheid worden afgesproken.

Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg

  • Kan een strenger ernstcriterium gebruikt worden als hardnekkigheid niet kan worden aangetoond? ingeklapt

    Volgens de normtabellen bij EMT en Klepel-R (januari 2022) geldt -1,5SD = p.0,067 als grens voor ernstige dyslexie. De diagnose ED geldt als behandelindicatie. Deze formulering geeft de mogelijkheid aan de diagnosticus om beredeneerd af te wijken in speciale situaties waarbij de informatie over de hardnekkigheid door bijzondere omstandigheden ontbreekt. Beide zijn in principe niet aan elkaar gebonden.
    Het is aan de psychodiagnosticus om een conclusie ED te stellen, ook als informatie ontbreekt. Uiteraard moet die conclusie wel navolgbaar onderbouwd worden.

  • Kunnen nog voorlopige dyslexieverklaringen worden afgegeven? ingeklapt

    De voorlopige dyslexieverklaringen waren een uitzondering voor schrijnende gevallen tijdens Covid-19. De Handreiking Tijdelijke Aanpassing Toelatingscriteria Diagnostiek Dyslexie tijdens Covid-19 is afgerond.

    In uitzonderlijke gevallen kan altijd gebruik gemaakt worden van een beredeneerde afweging die kan leiden tot een afwijking.

  • Welke toetsen kunnen door scholen worden gebruikt om achterstand aan te tonen bij kinderen met een vermoeden van dyslexie? ingeklapt

    Dyslexie is een probleem met de leestechniek op woordniveau. Dat is een empirisch gegeven. Om (een vermoeden van) dyslexie vast te stellen, is de leesvaardigheid op woordniveau dan ook essentieel. Zowel accuratesse als snelheid zijn belangrijke maten voor leesvaardigheid. Om de achterstand van technisch lezen aan te tonen bij kinderen met een vermoeden van dyslexie moet dus een toets op woordniveau, die zowel tempo als accuratesse beoordeelt, worden gebruikt.

    Er zijn al vaker initiatieven geweest om bij de toetsing van leesvaardigheid tekstlezen centraal te stellen: het zou niet nodig zou zijn om kinderen te beoordelen op hun niveau van woordlezen, omdat woordlezen in de praktijk nooit gevraagd wordt. De denkfout die hierbij gemaakt wordt, is dat in een complexe taak als het lezen van tekst een aantal factoren meer meespeelt dan alleen de techniek van het woordlezen. Slechts een meting op tekstniveau vertroebelt daardoor het zicht op de technische leesvaardigheid. Taken als het lezen van pseudowoorden en het lezen van tekst hebben in het didactisch onderzoek (slechts) hun betekenis ten opzichte van de leesvaardigheid van losse woorden.

    Om een vermoeden van dyslexie te onderbouwen in het onderwijs, moet dus gebruik gemaakt worden van een toets voor technisch lezen op woordniveau. Momenteel zijn voor scholen de Drie Minuten Toets (DMT; Cito) en Technisch Lezen Woorden (TTL-W; Boom) beschikbaar.

Dyslexieverklaringen

  • Hoe lang is een dyslexieverklaring geldig? ingeklapt

    Een dyslexieverklaring is levenslang geldig.
    Iedere onderwijsinstelling mag/moet zelf een dyslexiebeleid formuleren.
    Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de classificerende of onderkennende diagnose (de leerling heeft dyslexie) en de indicerende of handelingsgerichte diagnose (dit is de ondersteuning die deze leerling nodig heeft).
    Beleid van een onderwijsinstelling kan zijn: de onderkennende diagnose geldt levenslang, de handelingsgerichte diagnose voor een kortere periode, bijvoorbeeld vijf jaar. Indien gewenst kan samen met de leerling bekeken worden aan welke compensatie- en dispensatiemaatregelen nog behoefte is en welke daarvan een vast te stellen gunstig effect hebben. Van belang is dat leerlingen die terecht een dyslexieverklaring hebben ook adequate ondersteuning van het onderwijs krijgen.

    Zie Brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie.

  • Wie mogen een dyslexieverklaring afgeven? ingeklapt

    Een postmaster gedragswetenschapper dyslexie: GZ-psycholoog (BIG-register), een Kinder- en Jeugdpsycholoog (postmaster register SKJ/register NIP) en een Orthopedagoog-generalist (BIG-register).
    Zie hiervoor het praktijkenregister van het NKD.

    Voor meer informatie: NKD Leidraad Competentie- en Opleidingseisen - versie 3.0 en NKD Leidraad Uitwerking verantwoorde werktoedeling voor de organisatie - versie 1.0.

  • Is een buitenlandse dyslexieverklaring geldig in Nederland? ingeklapt

    Als een leerling in het land van herkomst een dyslexieverklaring heeft gekregen, is de vraag of deze één op één of onder voorwaarden kan worden erkend in de Nederlandse (onderwijs)context. Een aantal voorwaarden en aandachtspunten zijn van belang om de juiste afweging te maken. In veel gevallen zal een onderwijsinstelling hiermee zelf kunnen beoordelen of de dyslexieverklaring in Nederland erkend kan worden. Bij twijfel adviseert het NKD een gespecialiseerde gedragskundige te raadplegen bij de afweging of indien nodig aanvullend onderzoek te doen.

    Voorwaarden

    • De dyslexieverklaring dient gebaseerd te zijn op een diagnostisch onderzoek, waarvan het rapport beschikbaar is. Dit is noodzakelijk om de juiste afweging te kunnen maken. Alleen een verklaring volstaat niet.
    • In het diagnostisch onderzoek waarop de verklaring is gebaseerd, wordt aantoonbaar voldaan aan de drie classificatiecriteria zoals geformuleerd in het Protocol Dyslexie Diagnose & Behandeling (PDDB 3.0), te weten ernst, hardnekkigheid en specificiteit van technisch lezen op woordniveau.
    • In het diagnostisch onderzoek is in ieder geval gebruik gemaakt van (landelijk) genormeerde testen voor technisch lezen op woordniveau, waarin zowel tempo als accuratesse meewegen in de normering.
    • De verklaring is opgesteld door een professional die in het land van herkomst gekwalificeerd is voor het verrichten van diagnostisch onderzoek.

    Aandachtspunten

    • Het betreft hier nadrukkelijk alleen de diagnostiek van dyslexie. De behandelindicatie ‘Ernstige Dyslexie (ED)’ die toegang geeft tot de vergoede dyslexiebehandeling is uniek voor de Nederlandse situatie. Of er sprake is van ernstige dyslexie en een (vergoede) behandeling door een gespecialiseerde zorgprofessional noodzakelijk is, dient altijd apart te worden overwogen in een (aanvullend) diagnostisch onderzoek door een gespecialiseerde zorgaanbieder.
    • Neem voor het op waarde kunnen schatten van de validiteit van het diagnostisch onderzoek de gebruikte definitie mee in de overwegingen. Doordat de Nederlandse richtlijnen goed aansluiten bij internationale criteria zoals geformuleerd in de DSM-5 is dat vaak wel het geval (in ieder geval geldt dat voor België, Luxemburg, Duitsland, Australië, Nieuw-Zeeland en Noord-Amerika). Naast de DSM wordt ook in veel landen gewerkt met ICD (International Classification of Deseases and Related Health Problems, versie 11) en zijn er nog andere definities (zie BVRD). Verklaringen die voortkomen uit diagnostisch onderzoek gebaseerd op de DSM-5 zullen in principe overeenkomen met de classificatiecriteria zoals die in Nederland worden gehanteerd (zie hierboven). In andere gevallen kan dat ook het geval zijn, maar dit vraagt om nauwkeurige interpretatie van het in het land van herkomst uitgevoerde diagnostisch onderzoek.
    • Neem voor het op waarde kunnen schatten van de validiteit van het diagnostisch onderzoek de kwalificaties van de zorgprofessional mee in de overwegingen. In Nederland worden hoge eisen gesteld aan de kwalificaties van de diagnosticus[1]. In het buitenland is dit normaliter een psycholoog of orthopedagoog. Maar in enkele gevallen is ook een andere professional bevoegd[2].
    • Het maakt in principe niet uit in welke taal de verklaring is opgesteld, zolang degene die de verklaring beoordeelt deze maar goed kan lezen. Engelstalige verklaringen kunnen zonder vertaling geïnterpreteerd worden. Documenten in minder gangbare talen zullen eerst vertaald dienen te worden.
    • Uit de dyslexieverklaring en/of het diagnostisch rapport zal veelal blijken op welke manier het individu geholpen kan worden. Het is goed hier ook altijd met het individu zelf over in gesprek te gaan, omdat de omstandigheden in ons land mogelijk anders zijn dan in het land van herkomst of omdat de behoeften met de tijd veranderd zijn. Bij twijfel of onduidelijkheid over de te bieden hulp, adviseert het NKD een gespecialiseerde gedragskundige te raadplegen.

    [1] Zie NKD Leidraad Competentie- en Opleidingseisen
    [2] In België bijvoorbeeld, kan een dyslexieverklaring ook worden afgegeven door een academisch geschoolde logopedist

    Stroomschema

    Stroomschema waarin schematisch is weergegeven hoe de geldigheid van een buitenlandse dyslexieverklaring bepaald kan worden. Stroomschema geldigheid buitenlandse dyslexieverklaringen

Dyslexie in het voortgezet onderwijs

Diagnostische toetsen

  • Wat is het actuele standpunt van het NKD over redzaamheidslezen versus de DMT? ingeklapt

    Allereerst: De vaardigheid van een lezer wordt zowel door accuratesse als snelheid bepaald. Immers, een lezer die zeer accuraat maar heel traag leest en daardoor geen lange(re) teksten met begrip kan lezen, is niet vaardig te noemen. Anderzijds is een lezer die heel snel maar niet accuraat leest, waardoor hij/zij onvoldoende tot begrip komt, óók niet vaardig. De kern zit dus in de juiste balans tussen accuratesse en snelheid. Leren lezen gaat in drie fases: aanleren, automatiseren en generaliseren. Bij jonge lezers zal de aandacht meer op accuratesse liggen (aanleren en automatiseren), bij oudere lezers meer op tempo (automatiseren en generaliseren). Vloeiend lezen kan worden gezien als de juiste balans tussen tempo en accuratesse die nodig is om de leestaak die moet worden uitgevoerd te kunnen volbrengen.

    Het NKD ziet het Redzaamheidslezen als een didactisch concept dat de nadruk legt op nauwkeurig en accuraat lezen met begrip. Op sommige scholen wordt Redzaamheidslezen als instructiemethode toegepast. Er wordt daarbij in de leesinstructie de nadruk gelegd op nauwkeurigheid, in de klas wordt er aandacht besteed aan rustig lezen. Hieruit voortvloeiend zijn er een aantal aanpalende ontwikkelingen die momenteel nog worden onderzocht, waaronder een redzaamheidscriterium en een aangepaste versie van de Drie Minuten Toets, de DMT-R.

    Ten aanzien van de aanpassing van de Drie Minuten Toets, de DMT-R, neemt het NKD het volgende standpunt in: voor toetsen die binnen het onderwijs worden afgenomen hanteert het NKD een aantal voorwaarden om de kwaliteit ervan te kunnen waarborgen (zie Aan welke voorwaarden moet een toets die op school wordt gebruikt om de achterstand aan te tonen bij kinderen met een vermoeden van dyslexie, voldoen?). Deze voorwaarden gelden dus ook voor de DMT-R. Totdat aan deze voorwaarden is voldaan, zullen scholen die werken volgens de principes van het Redzaamheidslezen de reguliere DMT moeten gebruiken. Alternatief voor de DMT is de Boom Toets Technisch Lezen Woorden (TTL-W).

    Het NKD ziet de onderzoeksrapportage van het Redzaamheidslezen met belangstelling tegemoet en zal na kennisname hiervan haar standpunt, indien daartoe aanleiding is, aanpassen.

Dyslexie onder de Jeugdwet

  • Wie is verantwoordelijk voor het verifiëren van het bevoegd gezag? ingeklapt

    De onderzoeksplicht naar/verificatie van het bevoegd gezag ligt bij de zorgaanbieder omdat deze een behandelrelatie aangaat met de cliënt. De NVO-beroepscode geeft bij een behandelrelatie aan dat er een onderzoeksplicht is voor het verifiëren van het gezag. Hiervoor zijn de handtekeningen nodig van beide ouders met ouderlijk gezag (tenzij het gezag wettelijk anders geregeld is, bijvoorbeeld in het geval van één-ouder-gezag of een voogd).

    Ter aanvulling:

    Voor het aanvragen van een vergoed ED-traject van diagnostiek en/of behandeling binnen de jeugdzorg, wordt een leerlingdossier aangemaakt. Dit dossier dient te worden ondertekend door zowel het bevoegd gezag van de school als door de ouders. Met het bevoegd gezag van de school wordt de schoolleider bedoeld. Deze kan bij mandaat deze verantwoordelijkheid bij de intern begeleider leggen. Dit dient dan transparant vastgelegd te zijn. Ook de ouders ondertekenen de aanvraag. Voor de feitelijk aanvraag volstaat de handtekening van één (van de) gezagsdrager(s) (of die van een andere belanghebbende). In principe kan de school aanmelden/kan de poortwachter screenen wanneer er 1 handtekening is. De school en de poortwachter hebben geen onderzoeksplicht.

    Echter: Op grond van de taakstelling van de poortwachter, die smal of breed kan worden geformuleerd, gelden voor de poortwachter de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zoals in diens taakomschrijving benoemd. Als hierin benoemd is dat het de taak is van de poortwachter om binnen de vergoedingsregeling een onderzoek naar het bevoegd gezag uit te voeren, dan is dat een toegekende taak bij mandaat.

Back to top