Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie
De Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie staat op het punt om geautoriseerd te worden door de beroepsverenigingen NIP, NVO en LBRT. Sinds 2017 is professor Hans van Luit voorzitter van de stuurgroep die het ontwikkelproces begeleidde. In deze nieuwsbrief blikt hij terug op de totstandkoming van de richtlijn en op de waarde ervan in de dagelijkse praktijk.
Waarom werd u destijds voorzitter van de stuurgroep?
“Eind 2017 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie (BVRD). Er werd een stuurgroep geformeerd, met vertegenwoordigers vanuit het NKD en de beroepsverengingen NIP, NVO en LBRT. Namens de NVO zat ik in deze stuurgroep. Dyslexie is weliswaar niet mijn specialisatie, maar ik was nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van vijftien andere richtlijnen in het kader van de jeugdzorg en de jeugdhulpverlening. Je zou dus kunnen zeggen dat ik het klappen van de zweep kende. Door die ervaring vonden alle stuurgroepleden het een logische keus mij als voorzitter voor te dragen.”
Wat was het inhoudelijke startpunt van de BVRD?
“In de eerste fase van het ontwikkelproces is een uitgebreide analyse gemaakt van de belangrijkste knelpunten op het gebied van signalering, ondersteuning, diagnostiek en behandeling. Daarvoor zijn wetenschappers, praktijkprofessionals en cliënten bevraagd. Al die knelpunten zijn gereduceerd tot zes hoofdpunten, waarop de BVRD een antwoord zou moeten geven. Dan hebben we het in het bijzonder over het signaleren van dyslexie bij anderstalige kinderen, de invulling van ondersteuningsniveau 3, de ondersteuning van kinderen zonder EED-diagnose, het verschil tussen dyslexie en ernstige enkelvoudige dyslexie en de kwaliteit van het onderzoeksverslag en de dyslexieverklaring.”
Neem het knelpunt van de anderstaligheid. Is dat opgelost?
“Je kunt niet op alles een antwoord geven in zo’n richtlijn, dat is klip en klaar, maar anderstaligheid komt nu wel expliciet aan bod. De richtlijn Signalering van dyslexie bij meertalige kinderen met een migratieachtergrond – Handreiking voor het onderwijs (Handreiking Meertaligheid) voorziet professionals van verschillende handvatten. Daardoor zullen professionals meer op hun hoede zijn als het gaat om het vaststellen van dyslexie bij een kind met een anderstalige of meertalige achtergrond.”
En de andere knelpunten?
“Er ligt nu een eenduidige richtlijn waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden, daar ben ik heel blij mee. Met deze richtlijn zitten we zeker op de goede weg, maar het blijft uiteraard een momentopname. Alle recente inzichten op het gebied van dyslexie zijn erin geïntegreerd, maar er komt voortdurend onderzoek bij. Het document zal dus continu verbetering en bijstelling behoeven. De richtlijn ziet er over enkele jaren op onderdelen vast weer iets anders uit.”
Was het moeilijk om consensus te bereiken over deze richtlijn?
“Dyslexie is een lastig vakgebied, omdat er veel verschillende inzichten en meningen zijn. Niet alleen onder wetenschappers maar ook onder practitioners. Bij de ontwikkeling is uiteindelijk een zeer brede vertegenwoordiging van organisaties die met dyslexie te maken hebben betrokken. Dat was een flinke zoektocht. Ook in de schrijfgroep zaten alle partijen die je zou kunnen bedenken. Om elke schijn van partijdigheid uit te sluiten, is gekozen voor een buitenlandse voorzitter, de Vlaamse hoogleraar Pol Ghesquière. De schrijfgroep is uiterst zorgvuldig te werk gegaan. Illustratief is de manier waarop er is omgegaan met de proefinvoer van de conceptrichtlijn in 2020. Bij deze proefinvoer hebben zo’n tachtig gedrags-, lees- en spellingdeskundigen met de conceptrichtlijn gewerkt. In aanvulling hierop heeft een breed samengestelde focusgroep commentaar geleverd. De schrijfgroep heeft alle feedback en commentaren beschreven en precies aangegeven wat er met welk commentaar is gedaan en waarom er wel of niet gevolg aan is gegeven.”
U bent gespecialiseerd in dyscalculie. Welke inzichten uit uw vakgebied zijn toepasbaar binnen de dyslexie?
“Qua achtergrond van de problematiek zijn dyscalculie en dyslexie broertjes of zusjes van elkaar. Dat geldt ook voor de diagnose, in die zin dat de hardnekkigheid moet worden aangetoond. Uit de behandeling van dyscalculie weten we inmiddels dat je heel erg op maat moet kijken naar wat werkt en wat niet werkt. Dat inzicht hebben we ook in de BVRD naar voren willen brengen. Een effectief behandelprogramma is lang niet voor alle kinderen effectief. Als professional moet je dus bij elk kind de meest geschikte aanpak bepalen. Als ik kijk naar onze eigen studenten orthopedagogiek, dan denk ik dat ze daar op dit moment onvoldoende op zijn voorbereid. Om te zorgen dat zij de richtlijn in de praktijk op een adequate manier kunnen toepassen, is er dus zeker nog postacademische scholing nodig.”
Wat wilt u alle professionals meegeven die straks met de richtlijn gaan werken?
“Niemand verwacht dat je de hele richtlijn uit je hoofd kent, dat is absoluut niet de bedoeling. Daarom zijn werkkaarten ontwikkeld, waarmee je snel kunt zien wat de belangrijkste componenten uit de richtlijn zijn en hoe je die kunt toepassen. Dat soort werkkaarten kennen we ook uit andere richtlijnen. Op het moment dat je twijfelt over iets wat op de werkkaart staat, kun je de richtlijn als naslagwerk gebruiken.”
U bent zelf orthopedagoog. Kunnen orthopedagogen in de zorg en het onderwijs er ook goed mee uit de voeten?
“Zeker. Ik denk dat het met name voor studenten op hbo- en universitair niveau een heel geschikt document is om kennis van te nemen. Maar ook docenten kunnen hier alleszins profijt van hebben. Met deze richtlijn, die gratis kan worden gedownload, heeft iedereen een up-to-date overzicht van de (onderzoeks)literatuur over dyslexie.”
Zit uw werk er nu op?
“Nog niet. Zodra de richtlijn door de beroepsverenigingen is geautoriseerd, zal deze worden gepubliceerd. Daarna staat ons nog een aardige klus te wachten: de implementatie van de richtlijn. We zijn druk bezig om te kijken hoe we dat gaan doen en welke organisatie hierin de regie gaat voeren.”
Teruglezen
- Interview met Pol Ghesquière, voorzitter van de ontwikkelgroep.
- Interview met Boukje Toering, inhoudelijk projectleider.