Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 19

Proefinvoer brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie gestart

De brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie is klaar voor de proefinvoering en voor het ophalen van feedback van de beroepsverenigingen. De richtlijn geeft aanbevelingen op diverse knelpunten die in de praktijk zijn vastgesteld. Het wordt de paraplu voor het handelen van professionals in onderwijs en zorg. Inmiddels is de proefinvoer gestart, waarbij een brede groep gebruikers ervaring gaat opdoen met de richtlijn. Lees het interview met inhoudelijk projectleider Boukje Toering, zelfstandige op het gebied van trainingen voor leesonderwijs, close reading, leesproblemen en dyslexie.

Achtergrond

Om te begrijpen waar de richtlijn vandaan komt, moeten we even terug naar 2016. Het NKD, het NIP (Nederlandse Instituut van Psychologen) en de NVO (Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen) stelden in dat jaar een position paper op om te komen tot een kwaliteitsverbetering in de dyslexieketen van onderwijs en zorg. Het ontwikkelen van een vakinhoudelijke richtlijn was volgens deze partijen een van de actiepunten die nodig is om tot een kwaliteitsverbetering te komen van de brede, domeinoverstijgende begeleiding en ondersteuning voor kinderen en jongeren met dyslexie. Bij de ontwikkeling van deze richtlijn is ook de LBRT betrokken, de landelijke beroepsvereniging van remedial teachers. Het NJI  heeft, in aansluiting op het programma Richtlijnontwikkeling Jeugdhulp, van meet af aan meegedacht in het Plan van Aanpak en is verantwoordelijk voor de projectuitvoering.

Richtinggevend voor handelen

“Bij aanvang van het traject is gestart om bij professionals in het veld, maar ook bij cliënten en ouders, te inventariseren welke knelpunten er zijn in de hulp aan kinderen met ernstige lees- en spellingproblemen en dyslexie. Een aanzienlijk deel van deze knelpunten is verwerkt in twaalf zogenoemde uitgangsvragen, waarop de richtlijn een antwoord geeft. Deze zijn verdeeld in vijf thema’s: signalering in het onderwijs, diagnostiek, behandeling en ondersteuning en NT2. De richtlijn bevat aanbevelingen voor het handelen van professionals en is bedoeld om hen te ondersteunen in het dagelijkse werk”, vertelt inhoudelijk projectleider Boukje Toering.
In de ontwikkeling van de richtlijn is een drieslagmodel gehanteerd, waarbij eerst in kaart is gebracht wat de literatuur zegt, vervolgens is gekeken vanuit de praktijk, ten slotte zijn cliëntervaringen toegevoegd. Deze richtlijn is een primeur. Voorheen waren er wel protocollen/richtlijnen voor het onderwijs en voor de zorg, maar een richtlijn voor het handelen van zorg- én onderwijsprofessionals was er nog niet eerder.

Grote herkenbaarheid

We kunnen gerust stellen dat er grote zorgvuldigheid in acht is genomen tijdens de ontwikkeling van de richtlijn. Het ontwikkeltraject was complex. Niet alleen door het forse aantal uitgangsvragen, het domeinoverstijgende karakter en de thematische diversiteit, maar ook door het grote aantal mensen dat betrokken was. Boukje zegt over dat laatste: “Er zijn heel veel toonaangevende wetenschappers betrokken maar ook alle denkbare geledingen uit de praktijk, zoals orthopedagogen, (GZ-)psychologen, rt’ers, ib’ers, logopedisten, noem maar op. In alle deelwerkgroepen hebben ook cliënten en/of ouders meegedacht. Dankzij ieders inbreng hebben we vrijwel alle uitgangsvragen kunnen beantwoorden en is de richtlijn heel herkenbaar.”

Definitie dyslexie

De richtlijn staat onder meer stil bij de definitie van dyslexie. Dat is en blijft volgens Boukje een lastig punt, maar er zijn goede stappen voorwaarts gezet. “Er zijn veel verschillende definities van dyslexie, maar er zijn eigenlijk meer overeenkomsten dan verschillen. Een belangrijk onderdeel is de hardnekkigheid. Dat criterium is niet nieuw, maar we hebben het in de richtlijn nog steviger neergezet.
Zoals gezegd is de richtlijn een paraplu, die richting geeft aan het handelen van professionals in de zorg en het onderwijs. Maar over welke onderwijsprofessionals hebben we het dan? Aan wiens handelen moet de richtlijn richting geven? “Dat was wel een lastig punt, omdat elke school de ondersteuning aan leerlingen op haar eigen manier organiseert. Er zijn in het veld bijvoorbeeld taal- of leescoördinatoren, rt’ers, ib’ers en logopedisten die zich hiermee bezighouden. Wij kiezen er in de richtlijn voor om mensen niet aan te spreken op hun beroep, maar we op hun specialisme. We spreken in dat verband over lees- en spellingspecialisten.”

Meertaligheid

Het onderwerp ‘meertaligheid’ heeft ook een plek gekregen in de richtlijn. “Hier heeft het veld veel vragen over. Voor onderwijsprofessionals is het vaak moeilijk te bepalen of er sprake is van een taalprobleem of een leesprobleem. Op basis van de (helaas beperkte) literatuur weten we dat er overeenkomsten zijn tussen de leesontwikkeling in de eerste taal en de tweede taal. Dat klinkt misschien super logisch, maar het heeft flinke gevolgen voor het handelen van de professional. Als een meertalig kind leesproblemen ondervindt, moet je met het bieden van extra hulp of het in gang zetten van diagnostiek dus níet wachten totdat de tweede taal volledig wordt beheerst. Het is zaak om goed te letten op bijvoorbeeld de ontwikkeling van fonologische vaardigheid en het fonemisch bewustzijn in de Nederlandse taal en de moedertaal. Voor dat laatste kun je je bijvoorbeeld tot de ouders wenden.”

Proefinvoering

De komende maanden zijn gereserveerd voor de proefimplementatie van de richtlijn. “Het animo om mee te werken met de proefinvoer is groot,  zo’n honderd professionals doen er ervaring mee op, bijvoorbeeld orthopedagogen (generalisten), GZ-psychologen, logopedisten, en rt’er en ib’ers uit het primair en voortgezet onderwijs. Daarnaast krijgen de beroepsverenigingen ruimte om feedback te geven. Als alle reacties zijn gewogen en verwerkt en de stuurgroep de richtlijn heeft vastgesteld, kan hij geautoriseerd worden. Vanaf dat moment wordt van alle onderwijs- en zorgprofessionals die zich bezighouden met lees- en spellingproblemen en dyslexie verwacht dat ze hun handelen baseren op de richtlijn. Zo draagt deze richtlijn bij aan de transparantie in de hulp, zodat jeugdigen, ouders en professionals beter weten wat ze van elkaar mogen verwachten.”

Teruglezen: interview Pol Ghesquière

In het juni-nummer van deze nieuwsbrief stond een interview met prof. dr. Pol Ghesquière, voorzitter van de ontwikkelgroep.

Back to top