Effectiviteit technische hulpmiddelen
Er zijn uiteenlopende technische hulpmiddelen die ingezet kunnen worden bij leesproblemen en/of dyslexie. Maar hoe effectief zijn die middelen nou eigenlijk en wanneer zet je ze in? In opdracht van het NKD en Dyslexie Centraal deed ITTA een literatuurstudie. Een gesprek met projectleider Femke Scheltinga.
Waarom was het nodig om een literatuuronderzoek te doen naar de effectiviteit van technische hulpmiddelen, vragen we Femke Scheltinga, senior adviseur bij ITTA (Kennisinstituut voor Taalontwikkeling, onderdeel van de UVA). “In 2008 verscheen Technische Maatjes, een publicatie van Ria Kleijnen en Jos Smeets over hulpmiddelen bij dyslexie. Sindsdien hebben de (technische) ontwikkelingen niet stilgestaan, dus er was behoefte aan een actueel overzicht van wetenschappelijke kennis over de effectiviteit van hulpmiddelen.”
Misvattingen over hulpmiddelen
“Na een behandeling wordt er voor de school een advies gemaakt over de ondersteuning waarbij het kind het meest gebaat is. Hoe beter die adviezen zijn afgestemd op de specifieke behoeften van een leerling, des te beter het is. Inzicht in de effectiviteit van verschillende hulpmiddelen helpt bij het maken van een goed en passend advies. Het literatuuronderzoek dat we hebben uitgevoerd, levert ook input voor de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie, die richting geeft aan het handelen van onderwijs- en zorgprofessionals”, vertelt Femke.
Weinig grootschalig onderzoek
Voor de literatuurreview hebben Femke en haar collega’s geput uit nationaal en internationaal wetenschappelijk onderzoek dat vanaf 2009 is gepubliceerd. Femke stelt vast dat er maar weinig grootschalig onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van hulpmiddelen en dat de onderzoeken ook niet altijd van hoge kwaliteit zijn. Naar hulpmiddelen die een rol spelen in het omzetten van tekst naar spraak (‘voorleessoftware’) is verreweg het meeste onderzoek gedaan. Naar de effectiviteit van hulpmiddelen die spraak naar tekst omzetten en naar hulpmiddelen bij schrijven is relatief weinig onderzoek gedaan. Uiteindelijk bleken er slechts 27 internationale studies voldoende bruikbaar om mee te nemen in de review die Femke maakte. Voor een overzicht van studies in de Nederlandse onderwijspraktijk is voornamelijk gebruikgemaakt van scripties, negen in totaal.
Grote individuele verschillen tussen leerlingen
Op basis van de literatuur die gevonden is, is het volgens Femke lastig om heel harde uitspraken te doen over de effectiviteit van diverse hulpmiddelen. Het is niet zo zwart-wit, je kunt geen generieke uitspraken doen over de effectiviteit – of ineffectiviteit – van hulpmiddelen. “Diverse studies wijzen wel op effectiviteit maar we zien heel grote individuele verschillen tussen kinderen. Wat voor de ene leerling effectief is, werkt voor de andere leerling niet. Of het werkt wel bij het ene vak, maar veel minder bij het andere vak. De persoonlijke voorkeuren van de leerling spelen ook een rol in de effecten die behaald worden. De zorgspecialist of de dyslexiebehandelaar moet dus heel goed kijken welk hulpmiddel of welke functionaliteit binnen een hulpmiddel voor wie zou kunnen helpen. Daarbij moet er bijvoorbeeld worden gekeken naar de algemene leesvaardigheid, het leesbegrip en het taalbegrip van de leerling.”
Dat legt natuurlijk direct een praktisch dilemma bloot. Femke: “We zien bijvoorbeeld dat veel scholen een abonnement hebben op één hulpmiddel. Natuurlijk is het niet realistisch dat elk hulpmiddel beschikbaar is voor een leerling, maar optimale afstemming op wat de leerling nodig heeft, is wel belangrijk. Dit kan door te kijken welke onderdelen van een hulpmiddel werken en bij welke taken de leerling er baat bij heeft.”
Training en begeleiding zijn cruciaal
Waar de literatuur heel duidelijk over is: het belang van training en begeleiding. “Een leerling kan een hulpmiddel niet zomaar goed gebruiken. Eén keer uitleggen volstaat niet, leerlingen hebben echt training en begeleiding nodig in het gebruik van een hulpmiddel. Anders bereik je sowieso niet het potentiële effect. Een aantal studies wijst ook expliciet op het belang van een goede technische ondersteuning binnen de school en een teambrede implementatie”, legt Femke uit.
Ook voor jonge kinderen
Ook is gekeken of er in de wetenschappelijke onderzoeken suggesties worden gedaan voor de leeftijd waarop een hulpmiddel het beste kan worden ingezet. “Het onderwijs is vaak huiverig om hulpmiddelen al bij jonge kinderen in te zetten. De gedachte is dat zij dan nog moeten leren lezen en ‘lui’ kunnen worden van een hulpmiddel. De literatuur die wij onderzocht hebben, geeft geen bevestiging voor deze gedachte. Sterker nog: hulpmiddelen kunnen al bij jonge kinderen effectief zijn. De leerlingen moeten al wel de basis van technisch lezen beheersen en expliciete instructie en extra oefening in lezen blijven nodig. Met de inzet van alleen een hulpmiddel verbetert de leesvaardigheid niet.”
Lees alle conclusies en aanbevelingen
Een overzicht van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen wordt binnenkort gepubliceerd en via een link hier beschikbaar.
Lees de literatuurstudie naar de effectiviteit van technische hulpmiddelen.
In de maak: onderzoek naar preventieve programma’s
Op dit moment legt Femke de laatste hand aan een tweede reviewstudie. Onderwerp hiervan: de effectiviteit van preventieve programma’s. In het decembernummer van deze Nieuwsbrief leest u er meer over!