Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 23

De inspiratie van Madelon van den Boer

Madelon van den Boer is docent en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Onlangs trad zij toe tot de Wetenschappelijke Adviesraad Dyslexie van het NKD, ofwel de WARD. Waar komt haar fascinatie voor dyslexie vandaan, wat drijft haar en wat wil ze bijdragen?

Wat doe je in het dagelijks leven?

“Sinds 2010 werk ik aan de Universiteit van Amsterdam bij een onderzoeksgroep die zich bezighoudt met ontwikkelingsproblemen en onderwijs. Destijds ben ik gestart met een promotieonderzoek, nu werk ik als universitair docent en onderzoeker. Na mijn studie orthopedagogiek in Nijmegen heb ik ervoor gekozen om het onderzoek in te gaan, maar ik ben ook altijd met één been in de praktijk blijven staan. In de eerste jaren na mijn promotie heb ik, naast mijn onderzoekswerk, als dyslexiebehandelaar gewerkt. Nu begeleid ik vanuit de universiteit stagiaires van de master orthopedagogiek die op basisscholen werken.”

Waar komt jouw fascinatie voor dyslexie vandaan?

“Ik hou erg van taal en van lezen, dat zit er al van jongs af aan in. Toen ik me tijdens mijn studie ging  verdiepen in taalontwikkeling, heb ik veel geleerd over kinderen die moeite hebben met leren lezen en spellen. Ik vond dat fascinerend, vooral omdat lezen en spellen voor mijzelf altijd zo vanzelfsprekend was. Mijn interesse is onderzoeksmatig (hoe komt het, hoe kun je het verklaren?) en praktisch (hoe kun je ze helpen?).
Mijn moeder is leerkracht. Ik weet niet beter dan dat ik op vrije dagen met haar mee naar school ging om met haar leerlingen te werken. Die binding met het onderwijs was voor mij dus altijd vanzelfsprekend; ik wil graag iets doen met wat kinderen op school leren.”

Met wat voor soort onderzoek hou je je bezig?

“Mijn promotieonderzoek ging over leesprocessen en de manier waarop kinderen tot vloeiend lezen komen. De laatste jaren richt ik me meer op spelling. Dat staat bij veel onderzoekers minder op het netvlies: ongeveer 95 procent van al het onderzoek naar geletterdheid gaat over lezen. In het spellingonderzoek werk ik nauw samen met Elise de Bree, die jarenlang mijn directe collega was en nu verbonden is aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast ben ik betrokken bij diverse promotieonderzoeken, bijvoorbeeld bij grootschalig onderzoek naar de effectiviteit van het interventieprogramma Bouw! en bij onderzoek naar dyslexie in het voortgezet onderwijs.”

Doe je nog steeds veel in het onderwijs?

“Vanuit de universiteit zenden we orthopedagogen en stagiaires orthopedagogiek uit naar basisscholen in Amsterdam. In samenwerking met de school wordt ondersteuningsniveau 3 vormgegeven. Ik leid het onderzoek naar de effectiviteit hiervan, bied supervisie aan de stagiaires en spring regelmatig ook in als orthopedagoog op de scholen om de studenten in de praktijk te begeleiden.”

Hoe kwam het NKD op jouw pad?

“Vorig jaar zei mijn collega Peter de Jong tegen mij: je draait inmiddels al zo’n tien jaar mee in dit vakgebied, je hebt inmiddels een goed overzicht van wat er zoal gebeurt. Wordt het geen tijd dat je je kennis ook op andere manieren naar het veld gaat brengen? Eigenlijk was ik het wel met hem eens. Sinds december ben ik daarom bestuurslid van Stichting Dyslexie Nederland, onlangs trad ik toe tot de WARD. Ik verheug me enorm op de samenwerking in de WARD. De meesten WARD-leden kom ik regelmatig tegen, bijvoorbeeld tijdens congressen. Met een aantal heb ik al samengewerkt of werk ik nog steeds samen. Ik vind het heel interessant om met al die vakgenoten ideeën uit te wisselen en wellicht nieuwe projecten te starten. Het fijne aan mijn functie bij de UvA is dat ik redelijk vrij ben om zaken op te pakken die mij interesseren.”

Hoe kijk je tegen de rol van de WARD aan?

“De WARD houdt zich bezig met vragen die vanuit de praktijk komen, dat vind ik een heel interessant uitgangspunt. Ik zie het als een verantwoordelijkheid van de WARD om wetenschappelijke kennis en inzichten over dyslexie toegankelijk te maken voor zorgaanbieders en voor het onderwijs. Waar de kennis ontbreekt, moeten we kijken of we een onderzoeksproject kunnen opzetten. Bij die combinatie van theorie en praktijk ligt echt mijn hart!”

Waarvoor wil je zelf zeker aandacht vragen binnen de WARD?

“Voor de manier waarop scholen ondersteuningsniveau 2 en 3 kunnen vormgeven. Sommige scholen doen dat heel goed, anderen worstelen ermee, bijvoorbeeld omdat ze de expertise, de mensen en de middelen niet hebben. In het dyslexieonderzoek is dit echt wel een ondergeschoven kindje. Daarom is er weinig evidence based kennis waar scholen zich op kunnen baseren. Ik vind het belangrijk om te kijken hoe we scholen hierin beter kunnen ondersteunen. Als de verschillende ondersteuningsniveaus binnen het onderwijs goed worden ingevuld, kan worden voorkomen dat kinderen zijn aangewezen op de dyslexiezorg of onterecht in de zorg terechtkomen.”

Back to top