Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 34

Gemeente Best: eerst het kind, dan de regeltjes

Er zijn kinderen die niet in aanmerking komen voor vergoede dyslexiezorg omdat ze (net) niet voldoen aan de criteria. Vaak gaat de deur dan vrijwel direct dicht, maar niet bij de gemeente Best. Hier kijkt men naar de impact van het probleem op langere termijn, durft men out of the box te denken en werkt men vanuit de bedoeling.

Toen gemeenten in 2015 verantwoordelijk werden voor de jeugdzorg, besloot de gemeente Best direct dat deze taak niet op het eerste de beste ambtelijke bordje moest worden neergelegd. Er werd een ondersteuningsteam geformeerd met professionals uit verschillende organisaties, die samen met beleidsambtenaren aan de slag zijn gegaan. Annemieke Huizinga kreeg de leiding over dit team. Zij  vertelt: ‘We kregen veel vrijheid om echt met elkaar te gaan bouwen. Ons uitgangspunt is altijd de hulpvraag van ouders en kind. Wij onderzoeken die vraag en komen vervolgens tot het juiste hulpaanbod. Dat is de werkwijze die we voor alle jeugdzorg inzetten, ook voor de dyslexiezorg.’

Verder kijken dan de vraag

Maria Berghuis is logopedist en dyslexiespecialist. Zij heeft met verschillende gemeenten te maken en weet uit ervaring dat de gemeente Best ver gaat in het helpen van kinderen. ‘Als een kind niet volledig in het Protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling 3.0 valt en dus niet precies aan de vastgestelde criteria voldoet, wordt er vaak geen beschikking afgegeven. De gemeente Best is in deze gevallen bereid om verder te zoeken naar een passende oplossing.’ ‘Dat klopt’, beaamt Annemieke. ‘Wij kijken waar het kind zich naartoe gaat ontwikkelen. Als het kind zich niet geaccepteerd voelt, ongelukkig wordt of trauma’s oploopt, moet je straks nog veel meer jeugdhulp gaan inzetten. Een kind dat niet kan lezen, komt uiteindelijk met een uitkering op de bank of op de straat terecht. Ik denk dat het de taak van de gemeente is om dat te voorkomen.’

Complexe problematiek

Maria legt uit over wat voor soort kinderen we het hebben. ‘Het zijn altijd kinderen met een heel complexe problematiek. Ik herinner me bijvoorbeeld een jongen die onder andere het syndroom van Gilles de la Tourette had. Hij was niet testbaar, waardoor er geen diagnose dyslexie kon worden gesteld. We hebben ook al een aantal keer te maken gehad met kinderen van vluchtelingen die geen schooldossier hebben omdat ze tijdens hun vlucht vaak langere tijd niet naar school konden. Ook zijn er kinderen die al een vergoede dyslexiebehandeling  achter de rug hebben maar nog steeds op een heel laag niveau lezen. Of kinderen die bijvoorbeeld pas op twaalfjarige leeftijd worden aangemeld voor de dyslexiezorg, als ze al op de middelbare school zitten. Dan vallen ze niet meer onder Protocol 3.0 en kunnen ze ook niet op andere voorzieningen terugvallen.’

Uitzondering onderbouwen

‘Bij dit soort complexe casussen heb je vaak het idee: we hebben van alles geprobeerd, maar we weten het niet meer. Uiteraard moet je als gemeente goed kunnen onderbouwen op welke gronden je een uitzondering maakt. Daarvoor is het nodig om het hele plaatje in beeld te hebben en af te wegen. Je moet goed kijken wat er speelt, wat er allemaal al gebeurd is, wat ertoe heeft geleid dat we nu met z’n allen met de handen in het haar zitten. Je staat op een punt waarvan je weet: als we nu niks doen, komt dit kind niet tot lezen. Je ligt er toch wakker van als je dan zou zeggen: je past niet binnen de regeltjes, dus we gaan niks voor je doen…? Dat gaat niet!’, zegt Annemieke.

Maatwerk

Voor elk kind wordt een uniek plan gemaakt, dat betrokkenen met elkaar bespreken. Hierin staat duidelijk wie wat moet bijdragen, want dit soort casussen vragen veel van iedereen: kind, ouders, school, behandelaar en gemeente. Maria: ‘Pas als iedereen zegt “deze bijdrage kunnen we leveren” gaan we aan de slag. De boodschap van de gemeente is: wat dit kind nodig heeft om tot lezen te komen, is leidend. Uitgangspunt bij de behandeling is de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie, die ruimte geeft om beredeneerd af te wijken en al onderzoekend te komen tot een passende aanpak. Soms werken we met een proefperiode en gaan we het kind bijvoorbeeld eerst drie maanden ondersteunen. Na die periode evalueren we of er mogelijkheden zijn om verder te gaan. Een enkele keer stellen we vast dat het echt niet lukt, maar vrijwel altijd zijn er wél mogelijkheden.’

Geduld en doorzettingsvermogen

Maria vertelt dat dit soort trajecten van alle betrokkenen veel doorzettingsvermogen en geduld vragen. ‘Je moet erin blijven geloven, ook als het in heel kleine stapjes gaat. En dat vertrouwen moet je ook uitstralen richting het kind. Deze kinderen zijn eigenlijk per definitie enorm gefrustreerd. Zij hebben een geschiedenis waarin het niet gelukt is, ze hebben een enorme hekel gekregen aan lezen. Het is belangrijk dat ze er weer een beetje in gaan geloven dat ze stapjes kunnen zetten. Gelukkig lukt dit ook bijna altijd en kunnen deze kinderen met meer vertrouwen de toekomst tegemoet gaan.’

Back to top