De inspiratie van Carolien Poels
Nogal wat kinderen met dyslexie hebben moeite met het leren van de Engelse taal. Carolien Poels, taalcoach dyslexie en Engels, ontwikkelde een methodeonafhankelijke aanpak voor woordenschat en grammatica. In haar praktijk ondersteunt ze hier leerlingen een-op-een mee. Ook traint ze docenten, zodat die de aanpak kunnen gebruiken in de klas.
“Na het behalen van mijn lesbevoegdheid Engels, ben ik op verschillende plekken gaan lesgeven: in het hbo en het middelbaar onderwijs, op basisscholen en aan volwassenen. Al snel ontdekte ik dat ik taal op een heel andere manier benader en dat veel mensen met dyslexie die benadering heel duidelijk en behulpzaam vinden. Voor mij was dat de reden om mijn aanpak verder uit te werken en om me hier volledig op toe te leggen. Ongeveer negentig procent van de leerlingen die ik in mijn praktijk begeleid, heeft dyslexie.
Waar loopt een kind met dyslexie tegenaan bij het leren van de Engelse taal?
“Simpel gezegd bestaat Engels eigenlijk uit twee talen: een geschreven taal en een gesproken taal. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Frans en Duits is er in het Engels weinig synergie tussen de gesproken en geschreven taal. Als je het moeilijk vindt om woordbeelden en klanken aan elkaar te koppelen, heb je bij Engels een enorme uitdaging!
Op school gaan we er vaak gewoon vanuit dat kinderen die ‘twee talen’ automatisch kunnen koppelen. En een gemiddelde leerling kan dat ook. Als je een woord leest, weet je hoe je het uitspreekt. En omgekeerd. Voor kinderen met dyslexie werkt dat anders. Ik zie in mijn praktijk dat deze kinderen vaak zelf een fonetische taal gaan bedenken: een soort ezelsbruggetje dat hen helpt om een woord correct te schrijven. Dus bike onthouden ze als ‘bieke’. Als ze dan vervolgens een luistertoets krijgen, verstaan ze de woorden gewoon niet en gaan ze volledig onderuit. Ze horen veel onbekende woorden, die ze eigenlijk wel zouden kunnen kennen, maar ze herkennen de uitspraak niet. Omdat er op school heel weinig aan de uitspraak wordt gedaan, hebben ze zich die nooit goed eigengemaakt.”
Hoe ondervang jij dit?
“Bij het aanleren van nieuwe Engelse woorden gaat het altijd om drie facetten: betekenis, spelling en uitspraak. Bij elk woord moet een kind deze drie aspecten inprenten. Voor de uitspraak kunnen zij bijvoorbeeld gebruikmaken van het digitale Cambridge woordenboek, dat ik veel beter vind dan Google Translate. Mijn ervaring is dat kinderen met dyslexie erg visueel zijn ingesteld en sterk zijn in het onthouden van woordbeelden. Ik focus dan ook niet op het aanleren van spellingregels, maar op inprenting van het totale woordbeeld. Gemiddeld moet een kind vijf keer met een woord bezig zijn, om die inprenting te realiseren. In mijn begeleiding maak ik kinderen ervan bewust dat zij echt tijd nodig hebben om een woord aan te leren. Een paar dagen van tevoren beginnen aan een proefwerk met tweehonderd woorden is dus echt onverstandig. In mijn praktijk zie ik dat deze aanpak ervoor zorgt dat kinderen een woordenschat opbouwen die werkelijk in hun langetermijngeheugen terechtkomt. Hoe eerder een kind vertrouwd wordt met deze aanpak, hoe groter het resultaat.”
Kun je uitleggen wat je doet met de grammatica?
“Veel kinderen met dyslexie hebben grote behoefte aan logica en overzicht. Als zij niet begrijpen waarom iets is zoals het is, onthouden ze het niet. De manier waarop de reguliere methodes bijvoorbeeld de Engelse tijden aanbieden, is helaas weinig overzichtelijk en logisch. Ik heb een aantal heldere schema’s ontworpen, waarmee kinderen de logische patronen van de tijden gaan doorzien. Zij leren onder meer welke signaalwoorden op welke tijd duiden, en kunnen vervolgens met een simpele ‘formule’ het werkwoord correct vervoegen.”
Je hebt zelf dyscalculie. Heeft dit je geholpen bij het ontwikkelen van jouw aanpak?
“Ik ben iemand die van nature ook sterk behoefte heeft aan patronen; dat heeft niet te maken met mijn dyscalculie. Mijn dyscalculie speelt wel mee in de manier waarop ik kinderen begeleid. Als het vroeger op school over cijfers ging, haakte ik af. Die ervaring komt mij nu goed van pas, want kinderen met dyslexie hebben hetzelfde, maar dan op het gebied van taal. Ik kan me goed in hen verplaatsen.”
Je traint inmiddels ook docenten. Waarom?
“Ik wil zoveel mogelijk docenten duidelijk maken waarom Engels zo lastig is voor kinderen met dyslexie. Mijn aanpak helpt kinderen met dyslexie enorm. De kinderen die ik in mijn praktijk begeleid, gaan gemiddeld twee punten vooruit. Omdat de aanpak methode-onafhankelijk is, kunnen docenten hem heel goed inzetten, bijvoorbeeld als pre-teaching. Het is natuurlijk het mooist als scholen deze aanvullende aanpak vanaf de brugklas inzetten. Zo voorkom je dat kinderen onbedoeld een zeer beperkte woordenschat opbouwen en daar in hogere leerjaren op vastlopen.”
Aan wie geef jij het stokje over?
“Aan Anne-Marie Hartmann. Zij coacht en traint onder meer met dyslectische leerlingen die vastlopen op school. Zij maakt daarbij gebruik van hun eigen visuele en logische denkvermogens.”