Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 13

Terugkijken met Irene Schimmel

Afgelopen vijf jaar stond Irene Schimmel aan het roer van Het ABC in Amsterdam, een not for profit-organisatie die actief is in dyslexiezorg, onderwijsadvies en -begeleiding. Irene heeft veranderingen in de dyslexiezorg van nabij meegemaakt. Hoe kijkt ze bijvoorbeeld terug op de transitie van de jeugdzorg en welke adviezen wil ze het veld meegeven? 

Heb je je ambities in de dyslexiezorg kunnen waarmaken?

“Ik ben onder andere heel trots op onze samenwerking met GGZ-instelling De Bascule, waardoor we kinderen eerder naar de ‘reguliere’ zorg kunnen halen. Als je in een omgeving werkt waarin budgetten steeds verder naar beneden gaan, moet je je ambities helaas erg bijstellen. Ik heb er altijd voor gepleit om niet te gaan ‘kaasschaven’ op de kosten van de zorg, maar vooral te investeren in preventie. Daarmee bespaar je uiteindelijk geld maar je zorgt er bovenal voor dat kinderen minder last hebben van dyslexie. Hoe fijn is dat! Voor elk kind dat wij uit de zorg kunnen houden, gaat bij wijze van spreken de vlag uit.”

Welke ambities blijven liggen vanwege te weinig geld?

“Onze behandelaars hebben het gevoel dat ze onvoldoende tijd krijgen. Zonder uitzondering doen zij in hun vrije tijd allerlei dingen die gewoon binnen de behandeling zouden moeten worden gedaan. Ze doen dat omdat ze een ongelofelijk groot hart hebben voor deze kinderen en voor de kwaliteit van hun werk.
Wij zijn altijd heel kritisch in het aantal behandelingen dat we geven. Wij gaan alleen door tot het maximum als dat noodzakelijk is voor groei of borging. Voor een volledige behandeling krijgen wij nu € 3700,-. De gemeente suggereert dat je met zwaardere en lichtere gevallen te maken hebt en dat je dat kunt ‘uitmiddelen’, maar door de strenge selectie komen de lichte gevallen helemaal niet in aanmerking voor een behandeling. Voor het beschikbare budget hebben we eigenlijk te weinig ruimte om iedereen de behandeling te geven die hij nodig heeft en om ook nog contact te onderhouden met scholen en ouders. We kiezen dus voor een compacter traject en waar mogelijk schakelen we na 32 individuele behandelingen over op groepsbehandeling.”

Wie kan invloed uitoefenen op de beschikbare budgetten?

“Toen de dyslexiezorg nog onder de zorgverzekeraars viel, waren de tarieven landelijk vastgesteld. Nu zien we in het land enorme verschillen in de budgetten die gemeenten ter beschikking stellen. De vraag is wie met de VNG in gesprek kan gaan over een faire prijs voor een dyslexiebehandeling. Het NKD? Een brancheorganisatie? Er moet in ieder geval iets gebeuren, want de verschillen zijn echt te groot.”

Hoe vind je het dat de dyslexiezorg nu onder de jeugdzorg valt?

“Ik zie daarin een risico. Er zijn kinderen die in een heel lastige situatie opgroeien en jeugdzorg nodig hebben. Er wordt heel makkelijk gezegd: het is zonde als we niet al deze kinderen kunnen helpen omdat het geld naar de dyslexiezorg gaat… Naar kinderen met dyslexie wordt vaak met andere ogen gekeken. Zij zien er doorgaans blij en gezond uit, maar als er niets aan de dyslexie wordt gedaan, hebben ze daar hun hele leven last van. Dat wordt in hoge mate onderschat.
De aandacht die de dyslexiezorg in de media krijgt, stoort mij enorm. De focus ligt op kinderen die onterecht dyslexiezorg krijgen, maar dat staat niet in verhouding tot het aantal kinderen dat gewoon zeer terecht in de zorg zit. In de beeldvorming wordt de uitzondering tot regel gemaakt en daardoor staat het draagvlak voor dyslexiezorg onder druk. Daar moeten we met elkaar echt iets aan doen. En natuurlijk: elk kind dat we uit de zorg kunnen houden, is er één. Daar heeft ook het onderwijs een belangrijke taak in.”

Slaagt het onderwijs daar voldoende in?

“Nog zeker niet genoeg. Ik denk dat het goed is dat dyslexiezorg en onderwijs samen optrekken. Ik ben er voorstander van om de dyslexiezorg uit de jeugdzorg te halen, richting het onderwijs. Zo kun je de bestuurlijke verantwoordelijkheden en de geldstromen van preventie en dyslexiezorg bij elkaar brengen. Ik denk dat dat verstandig is, want op op het moment dat je twee partijen hebt – gemeente en onderwijs – kunnen ze naar elkaar wijzen. Dat zie ik ook gebeuren.
Het is maatschappelijk van groot belang dat het goed gaat met het onderwijs en met de kinderen in Amsterdam. Ik vind het jammer dat het mij niet gelukt is dat de gemeente ons meer als partner ziet. Voor mijn gevoel zet de gemeente ons te weinig in op onze maatschappelijke betrokkenheid en brede expertise. Wij zouden een brug kunnen zijn tussen onderwijs en gemeente.”

Welke rol heeft Het ABC zelf kunnen spelen in preventie?

“Ik had gewild dat we veel meer met preventie aan de slag hadden gekund; het is jammer dat dat zo een lange weg nodig heeft. We hebben bijvoorbeeld ongelofelijk ons best gedaan om Bouw! te ontwikkelen en onder de aandacht te brengen. Als pilot zijn we ook begonnen met het softwareprogramma Scribble, dat de behandeling en het oefenen ondersteunt. We merken dat de chatfunctie ervoor zorgt dat de communicatie met ouders en school veel laagdrempeliger wordt. Daardoor kunnen zij het kind beter begeleiden.”

Wat wil je het NKD meegeven?

“Om te beginnen: schaf die enorme vragenlijst van het klanttevredenheidsonderzoek af! Ouders vullen die niet meer in, omdat het zo vreselijk veel vragen zijn. En dan is het ook nog eens anoniem. Als mensen in de vrije regels iets opschrijven kunnen we daar geen persoonlijke opvolging aan geven. Dat geeft een naar gevoel.
Verder zijn er heel veel vragen over dyslexie waarop we nog geen antwoord hebben. Bijvoorbeeld waarom kinderen uit goede buurten vaker dyslexie lijken te hebben dan kinderen uit minder goede buurten. Dat is nooit echt goed onderzocht, maar ondertussen neemt het draagvlak rondom dyslexiezorg wel af. Ik zou willen dat we daar gedegen onderzoek naar doen. Het NKD kan daar een rol in spelen, in ieder geval in de agendering ervan.”

Back to top