Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 13

De inspiratie van Nel Hofmeester

Sinds Nel Hofmeester tijdens haar studie Neerlandistiek lesgaf aan analfabeten, is ze gefascineerd door laaggeletterdheid en dyslexie. Op de Hogeschool Rotterdam ontwikkelde ze onder meer een leerroute voor dyslectische studenten.

Waar komt jouw fascinatie voor dyslexie vandaan?

“Na de lerarenopleiding ben ik Neerlandistiek gaan studeren. Mijn afstudeerproject ging over afvallers van het lees- en schrijfonderwijs. Daarvoor heb ik veel laaggeletterden geïnterviewd. Dat leverde mij onder meer het inzicht op dat het gangbare onderwijs voor sommige mensen niet werkt. Het boek dat we over dit onderzoek schreven, heette Wat doe ik hier eigenlijk? Dat was een letterlijk citaat uit een interview met een man die al in de eerste klas van de lagere school dacht: wat doe ik hier eigenlijk, ik snap hier helemaal niets van. Blijkbaar zijn er dus mensen die al op heel jonge leeftijd weten dat ze de boot aan het missen zijn.”

Welke impact heeft dat?

“Ongeveer in dezelfde tijd zond de IKON een documentatie uit over laaggeletterdheid. Als mensen zich daarin herkenden, konden ze zich opgeven voor een cursus. Binnen no time lagen alle telefoonlijnen plat, terwijl er in heel Nederland maar twee cursussen werden aangeboden… Niemand had die enorme belangstelling voorzien. Met een groep studenten zijn wij toen in allerlei Amsterdamse buurthuizen alfabetiseringscursussen gaan geven. Daar ontmoette ik mensen die gewoon een (goede) baan, een huis en een gezin hadden. Zij konden zich blijkbaar uitstekend handhaven terwijl ze nauwelijks konden lezen en schrijven. Zij leefden vaak in angst dat andere mensen dat in de gaten zouden krijgen. Er ging een wereld voor me open. Wat mij vooral ook opviel: deze mensen waren op andere gebieden vaak ongelofelijk intelligent.
Na mijn afstuderen ben ik via het NT2-onderwijs op de Hogeschool Rotterdam terechtgekomen. Daar gaf ik aanvankelijk les op de lerarenopleiding en werkte later ook voor Studentzaken. Dat gaf me de mogelijkheid om beleid te ontwikkelen voor studenten met een functiebeperking. Ik heb onder meer een helpdesk dyslexie opgezet voor studenten die tijdens hun studie tegen problemen aanliepen als gevolg van hun dyslexie.”

Wat heb je voor studenten met dyslexie kunnen doen?

“Door de coachingsgesprekken met deze studenten kwam ik veel te weten over de verschillende oplossingsstrategieën die zij gebruikten; wat voor de een werkte, werkte niet voor de ander. Op basis daarvan heb ik een boekje geschreven met allerlei tips en tricks hoe je met je dyslexie kunt omgaan. Dat dateert uit 2001, maar wordt nog steeds verkocht.
Rond 2000 ben ik ook gestart met onderzoek onder met studenten met dyslexie. Ik wilde graag weten wat ze nodig hadden van de Hogeschool om goed te kunnen functioneren. Dat resulteerde in een cursus: de Leerroutes Dyslexie. Die voorzag in een enorme behoefte en wordt nog steeds gegeven als keuzevak. Dyslexie heeft vele verschijningsvormen. Daarom is er dus ook niet één aanpak of methode die elke student gaat helpen. De cursus helpt hen onder andere om hun eigen sterke kanten in kaart te brengen; daar zijn zij zich vaak helemaal niet van bewust. Ook worden ze geholpen om te ontdekken welke leerstrategieën passen bij hun sterke kanten.”

Je gaf het voorbeeld van de man die al in de eerste klas de boot miste. Wat kan het onderwijs daarvan leren?

“Op dit moment ben ik een boek van professor Roderick Nicolson aan het vertalen over positive dyslexia. Hij stelt dat het leesonderwijs voor kinderen met dyslexie eigenlijk op veel te jonge leeftijd begint. Om te kunnen leren lezen zijn bepaalde neurologische circuits en verbindingen nodig die gesloten moeten worden. Bij sommige kinderen gebeurt dat al bij vier jaar, bij anderen pas bij acht jaar. Scholen besteden al in groep 2 aandacht aan beginnende geletterdheid, maar daarmee vragen ze sommige kinderen dus continu iets wat ze nog helemaal niet kunnen. Hoe frustrerend moet dat zijn! Mét Nicolson denk ik dat het goed is dat je beter kijkt wanneer een kind kan leren lezen. Als het er nog niet aan toe is, kun je op allerlei andere manieren toch gewoon met taal bezig zijn. Wist je dat er verschillende landen zijn waar kinderen sowieso pas met 7 jaar gaan leren lezen?”

Blijft de frustratie die kinderen met dyslexie al op jonge leeftijd ervaren?

“Ik stel vast dat heel veel laaggeletterden en mensen met dyslexie beschadigd zijn. Het onderwijs was voor hen frustrerend, velen hebben dikwijls gehoord dat ze lui of dom zijn. Veel mensen met dyslexie ontwikkelen een (ernstige) faalangst, die hen enorm in de weg staat. Nicolson spreekt in dit verband over toxic learning. Hij vergelijkt het met een wond: elke keer komt er een krasje bij, en van lieverlee wordt het een wond en daarna een abces. Voordat je het weet, is het iets chronisch waar je moeilijk vanaf komt. Ik vind hem hier heel treffend in. De leerroute dyslexie gaat ook in op het ombuigen van negatieve gedachten en het afbouwen van dysfunctionele gewoontepatronen. Dat is heel belangrijk!”

Je doet op dit moment onderzoek onder dyslectische leraren…

“Klopt, samen met een aantal andere mensen. We hebben inmiddels veel leraren geïnterviewd die zelf dyslexie hebben. Welke adviezen hebben zij voor het onderwijs, zodat het voor leerlingen met dyslexie wat makkelijker wordt en ze niet de hele tijd hoeven te falen? Ik zou er graag voor pleiten dat er in elk schoolteam minstens één iemand is met dyslexie. Die snapt hoe het is om dyslexie te hebben en kan voor kinderen als rolmodel fungeren.”

Wat wil je het onderwijs en de dyslexiezorg meegeven?

“Ik vind dat we met z’n allen veel te veel vastzitten aan allerlei regeltjes. Als een kind bijvoorbeeld net niet aan de criteria van EED voldoet, komt hij niet in aanmerking voor een behandeling. Dan denk ik: hoezo? Kijk wat je voor dit kind kunt doen. Binnen de vergoede dyslexiezorg zou er wat mij betreft meer ruimte moeten zijn voor maatwerk. Nu wordt er gezegd dat de school het maar moet oplossen, maar leraren weten niet hoe. Die zitten met hun handen in het haar, hebben een te beperkt handelingsrepertoire. Logisch, want dat zit gewoon niet in het curriculum van de Pabo. Ik denk dat er goed over moet worden nagedacht hoe we dat gaan veranderen. Wellicht zou het NKD deze handschoen ook kunnen oppakken.”

Aan wie geef je het estafettestokje door?

“Aan Irene Besnard. Irene is heel lang mijn sparring- en samenwerkingspartner geweest. Ik heb veel van haar geleerd, bijvoorbeeld over het enorme belang van stressreductie. Al haar kennis heeft zij verwerkt in module 3 van de Leerroutes Dyslexie, die bedoeld is voor Pabo-studenten.”

Back to top