Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 33

Terugblik NKD Inspiratiedag ‘Data in Dialoog’

Een mooie, eigentijdse kerk in het hartje van Hilversum was dit jaar het decor van de Inspiratiedag van het NKD. De bezoekers werden eerst getrakteerd op vier lezingen van experts die inzoomden op diverse aspecten van data. In het middagprogramma stonden verschillende workshops op het programma. Een livestream zorgde ervoor dat geïnteresseerden het programma ook op afstand konden volgen of na afloop konden terugkijken. 

Marijke van Grafhorst opent de inspiratiedag met een toelichting op de titel van het programma: Data in Dialoog. ‘Hiermee willen we onderstrepen dat het niet alleen om data gaat, maar vooral om de dialoog erover. In deze dag gaat het om vragen als: waarom verzamelen we data, hoe kunnen we de data gebruiken om de dyslexiezorg te verbeteren en hoe helpen de data om het kwaliteitsgesprek te voeren? Ik hoop dat we deze vragen beantwoorden en dat u aan het eind van de dag met handreikingen en een hoofd vol ideeën teruggaat naar uw eigen praktijk.’

Wouter Gudde: De waarde van data en wat je hier wel en niet mee kunt doen

De eerste lezing komt voor rekening van dr. Wouter Gudde, medisch informatiekundige bij M&I/Partners en gespecialiseerd in het verbeteren van de zorg met behulp van data. Voor hij met zijn verhaal begint, maakt hij de zaal een compliment: ‘Ik vind het superfijn dat de dyslexiezorg het onderwerp ‘data’ oppakt en dat het bijvoorbeeld ook een plek heeft in het jaarplan van het NKD. Er zijn zoveel uitdagingen waar jullie nu en in de toekomst mee te maken hebben. Jullie gaan die uitdaging aan, daarmee wil ik jullie feliciteren.’
Wouter betoogt dat data de zorg kunnen ondersteunen. De veelgehoorde opvatting dat data het nieuwe goud is, wil hij echter graag nuanceren: ‘Data belooft heel veel, maar betekent dat automatisch dat we er goed mee bezig zijn? Als je de data niet goed verwerkt, heb je er niet veel aan. Er is veel nodig om er uiteindelijk voor te zorgen dat data waarde krijgen. Dáár gaat het om als we het hebben over data-gedreven werken.’ Met data-gedreven werken bedoelt hij het nemen van beslissingen en uitvoeren ervan op basis van data-analyse en feiten. In zijn woorden: ‘Door informatie toe te voegen, ben je in staat om beter te handelen.’
Wouter besluit zijn lezing met het benoemen van drie prioriteiten. Eerste prioriteit is wat hem betreft de kwaliteit van de data: ‘Dat is een belangrijke start van data-gedreven werken. Zet daar dus op in.’ Tweede prioriteit betreft het leren werken met data. Hij zegt daarover: ‘Als jullie data aanleveren bij de Nederlandse Databank Dyslexie, is het niet zo dat de bal vervolgens daar ligt. Mijn uitnodiging aan jullie: duik er gewoon eens in, kijk naar de data en kijk naar de betekenis voor jullie eigen praktijk, kijk wat je er zelf mee kunt.’
Het laatste punt dat Wouter de aanwezigen wil meegeven: kijk en vergelijk. ‘Data zijn een aanleiding voor een gesprek om elkaar beter te begrijpen, om good practices van elkaar over te nemen. Ga dus in dialoog over de data, kijk in elkaars keuken en pak het gezamenlijk op. Ik hoop dat alle data die gegenereerd worden uiteindelijk bijdragen aan betere zorg voor elke leerling.’

Milene Bonte: Leescurves voorspellen. Data-gedreven sturen op het potentieel van kinderen

Milene Bonte is hoogleraar aan Maastricht University en lid van de raad van bestuur van het NKD. In haar lezing gaat zij in op de vroege voorspelling van leesproblemen en de rol van data hierin. Zij legt uit: ‘Op dit moment is het systeem zo opgebouwd dat we een kind op z’n vroegst rond het achtste of negende jaar een diagnose dyslexie kunnen geven. Je moet dus wachten tot een kind op school één of twee jaar gefaald heeft in het leren lezen. Dat is niet optimaal, omdat die kinderen op dat moment door die faalervaringen al erg gedemotiveerd geraakt kunnen zijn. En het moment waarop de interventie het meest effectief is, is dan eigenlijk al gepasseerd. Je kunt nog steeds veel doen met interventies, maar ideaal gezien zou je aan het begin van de leesontwikkeling al betere ondersteuning willen geven. Ideaal gezien zou je een effectief vroege signalering willen in het systeem, rond vijf of zes jaar.’
Milene geeft een toelichting op verschillende projecten van haar onderzoeksgroep, waarin gekeken wordt hoe de vroege voorspelling kan worden verbeterd. De bruikbaarheid voor de praktijk staat voor haar voorop. ‘Ons doel is om uiteindelijk samen met onderwijs, dyslexiezorg, maar bijvoorbeeld ook met Pabo’s en universitaire opleidingen de data op een zo goed mogelijke manier te gebruiken voor verbeterde vroege ondersteuning en voorspelling.’
In NKD Nieuwsbrief 32 publiceerden we een artikel, waarin Milene Bonte ingaat op dit onderzoek. Lees het artikel hier terug.

Peter de Jong: Help, mijn kind heeft huiswerk. Wie helpt mij?

Peter de Jong is emeritus-hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit van de Amsterdam en lid van de Wetenschappelijke Adviesraad van het NKD (WARD). In zijn lezing staat hij stil bij een recente studie over de hulp die ouders bieden bij het huiswerk van de dyslexiebehandeling. De studie heeft duidelijk gemaakt dat de competentiegevoelens van ouders (rondom de hulp die zij hun kind geven) echt het verschil maken. Naarmate ouders zich minder competent voelen, rapporteren ze meer conflicten rondom het huiswerk van hun kind.
Peter legt uit hoe belangrijk de steun vanuit de dyslexiepraktijk is. Deze steun kan bijdragen aan het competentiegevoel van ouders. Bij het bieden van steun gaat het bijvoorbeeld over de informatie die ouders krijgen, de instructie die ze krijgen, de bereikbaarheid van de begeleider voor het stellen van vragen en het bieden van handvatten voor de pedagogische begeleiding thuis (bijvoorbeeld in het motiveren/gemotiveerd houden van het kind).
Peter besluit zijn lezing met een opmerking over de Brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie. ‘Hierin staat heel weinig over ouderbetrokkenheid en ouderbegeleiding. Misschien wordt het tijd om vanuit de dyslexieklinieken ervaringen op te halen, om beter in kaart te brengen hoe de ouderbegeleiding eruit ziet, hoeveel tijd hieraan besteed wordt en wat daarbij good practices zijn. Wellicht zou het NKD dit kunnen organiseren. Ik denk dat het goed zou zijn om hierin een soort standaard neer te zetten, zodat we een gedeeld idee krijgen over hoe je dat zou moeten aanpakken. Net zoals we dat doen bij psychoeducatie.’

De Nederlandse Databank Dyslexie

De laatste plenaire lezing wordt verzorgd door Patty Gerretsen (secretaris van de Kwaliteitscommissie en de Datacommissie van het NKD) en Jurgen Tijms (voorzitter van de WARD).
Patty zegt over het belang van data: ‘Iedere zorgprofessional heeft de verantwoordelijkheid om inzicht te hebben in het eigen handelen en in de behandelvoortgang. Daar heb je data voor nodig. Ook als NKD hebben we data en tools nodig om de kwaliteit te borgen en verder te ontwikkelen. Het gaat niet alleen over de data die in de Nederlandse Databank Dyslexie (NDD) wordt verzameld, maar bijvoorbeeld ook om data uit de CQ-index. Kernvragen daarbij: op welk gebied kan de dyslexiezorg beter en wat kunnen we van elkaar leren?’
Over de data die in de NDD verzameld wordt, zegt Patty: ‘Ieder jaar denken we na over de minimale dataset, ofwel de data die we bij de praktijken uitvragen. We richten ons daarbij op de vragen die voor diagnostici en behandelaars van belang zijn, voor de praktijken als geheel. Binnen onder meer de Beleidsadviescommissie, de Datacommissie, de Kwaliteitscommissie en de WARD denken we ook na over de vraag hoe we kunnen aansluiten bij andere dataverzamelaars zodat we ook andere gegevens krijgen, bijvoorbeeld over het onderwijs.’
Patty geeft een toelichting op de landelijke jaarrapportages en op de praktijkspecifieke jaarrapportages. Over dat laatste zegt zij: ‘Praktijken kunnen deze rapportage onder meer gebruiken voor hun eigen kwaliteitscyclus, voor de benchmark ten opzichte van de landelijke dyslexiezorg, de communicatie met ouders en scholen en de regiogesprekken en audits. Het is een prachtige tool waarmee je intern een versnelling van de kwaliteitsontwikkeling op gang kunt brengen.’
Na de toelichting van Patty neemt Jurgen Tijms het stokje over voor het geven van een eerste sneak preview in de data die de Nederlandse Databank Dyslexie geeft opgeleverd.

Reacties van deelnemers

‘Normaal gesproken heb je niet zoveel mogelijkheden om te sparren met andere praktijken en om van elkaar te leren. Tijdens de workshops ontstonden die gesprekken wél. Die kruisbestuiving vind ik heel waardevol.’
Manager binnen dyslexiepraktijk

‘De uitwisseling tijdens de workshops vond ik erg inspirerend. De gesprekken maakten duidelijk dat we eigenlijk allemaal willen dat kinderen de zorg krijgen die ze nodig hebben en dat er geen kind tussen wal en schip valt. Dan zeg ik: ga vaker met elkaar aan tafel zitten, zoek de verbinding, komen samen tot oplossingen!’
Teamleider gemeente

‘Van alle plenaire lezingen neem ik iets mee, bijvoorbeeld van de lezing waarin Peter de Jong inging op de competentiegevoelens van ouders. Wij zijn zelf heel erg bezig met de competenties van kinderen, maar het is mooi om je er ook van bewust te zijn wat ouders nodig hebben.’
Manager binnen dyslexiepraktijk

‘Deze dag heeft mij absoluut geïnspireerd. Ik heb een beter beeld gekregen van de data die ik als poortwachter zou kunnen opvragen. Ook vind ik het fijn dat ik meer inzicht heb gekregen in de Nederlandse Databank Dyslexie.’
Poortwachter

‘Ik heb veel ideeën opgedaan. De bijvangst van vandaag is dat ik mijn eigen netwerk heb vergroot. Ik heb het gevoel dat we als poortwachters allemaal zelf het wiel aan het uitvinden zijn. We zouden veel meer bij elkaar te rade kunnen gaan, bijvoorbeeld in de vorm van intervisie.’
Poortwachter

‘Het verhaal van Peter de Jong, over de hulp die ouders nodig hebben, heeft me het meest geraakt. Ik denk dat je hier als school en dyslexiepraktijk samen kunt optrekken. Met elkaar kun je ervoor zorgen dat ouders hun kind op de goede manier ondersteunen.’
Leerkracht

Back to top