De effectiviteit van Flits! tutorlezen
Veel scholen gebruiken Flits! tutorlezen (kortweg Flits!). De flitstechniek heeft ook een plek in veel dyslexiebehandelingen. Maar hoe effectief is dat flitsen nou eigenlijk? Daar is eigenlijk nog nooit grootschalig onderzoek naar gedaan. Goed nieuws dus dat er dit jaar een studie plaatsvindt naar de effectiviteit van Flits! Projectleider Madelon van den Boer (Universiteit van Amsterdam), lid van de WARD, vertelt er meer over.
Scholen zijn verplicht om extra hulp te bieden aan leerlingen die problemen ondervinden bij het leren lezen en spellen. Voor het verstevigen van het woordlezen gebruiken veel scholen onder andere Flits! Dit programma beoogt het automatiseren van woorden te bevorderen en daardoor het leerproces te versnellen. Toch is er nog maar zelden onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Flits!. De weinige onderzoeken die beschikbaar zijn, zijn kleinschalig en gedateerd. Madelon van den Boer vindt het dan ook geweldig dat het NRO geld beschikbaar stelt voor een grootschalig onderzoek (een zogenoemde Randomised Controlled Trial). ‘Deze studie maakt deel uit van een groter project, waarin de effectiviteit van veertien goed onderbouwde interventies in het primair en voortgezet onderwijs wordt onderzocht. In elke afzonderlijke studie werken aanbieders van interventies, wetenschappers en scholen nauw samen. In het onderzoek naar Flits! worden 360 leerlingen een jaar lang gevolgd. Vanwege de complexiteit en kosten is het voor aanbieders van interventies nauwelijks mogelijk om dit soort grootschalig onderzoek te doen.’
De reikwijdte van herhaling
In het programma Flits! zijn diverse onderwijskundige principes verwerkt waarvan we mogen verwachten dat ze bijdragen aan de effectiviteit. Dan hebben we het bijvoorbeeld over het gebruik van duidelijke doelen, het systematisch oefenen, het adaptieve karakter en de directe feedback die de leerling krijgt. Maar in hoeverre Flits! de leesvaardigheid van kinderen vergroot, is nog onvoldoende duidelijk. Madelon legt uit: ‘Flits! – en andere flitsprogramma’s – zijn heel geschikt om leerlingen in korte tijd veel te laten oefenen. Zij zien steeds dezelfde woorden, eerst langzaam en na verloop van tijd steeds sneller. Over de waarde van die herhaling is iedereen het wel eens: als je woorden herhaald oefent, word je daar beter in. De vraag is echter of je ook ándere woorden beter gaat lezen. Ofwel, wat is de reikwijdte van de effectiviteit van het herhaald oefenen? We hopen dat kinderen door de intensieve oefening ook andere woorden beter gaan lezen en dat ze uiteindelijk ook teksten beter gaan lezen; dat is voor ons een belangrijke onderzoeksvraag. En misschien gaan ze de woorden die ze vaak gelezen hebben ook wel beter schrijven. Dat zijn allemaal zaken die we gaan onderzoeken.’
De waarde van het flitselement
Het onderzoek moet ook duidelijk maken hoe belangrijk het flitselement is. Madelon: ‘Het idee is dat de flitstechniek woordherkenning stimuleert, omdat leerlingen een woord maar eventjes op hun scherm zien en dus te weinig tijd hebben om spellend te lezen. Het flitsen dwingt hen dus om in één keer naar het hele woord te kijken en te vertrouwen op hun woordkennis. Maar of dat nou echt wel zo werkt, weten we niet. Ook dat is dus een belangrijke onderzoeksvraag.’
Goed gebruik is cruciaal
Om de effectiviteit van Flits! te bepalen, is het belangrijk dat de scholen die meedoen aan het onderzoek het programma ook echt gebruiken zoals het bedoeld is. Daarover zegt Madelon. ‘Je ziet dat scholen in Nederland op allerlei gebieden programma’s kennen en in huis hebben. Het lukt scholen echter vaak niet om de programma’s echt op de goede manier in te zetten. Neem bijvoorbeeld een programma als Flits!: dan wordt er misschien wel geflitst op de school, maar dat gebeurt dan af en toe eens een weekje. Of de ene keer met de ene leerling en de volgende keer met een andere leerling. Op die manier kun je niet verwachten dat het programma effectief is, want als we iets weten over lezen, dan is het dat je heel frequent en langdurig moet oefenen. Meta-analyses laten zien dat langere programma’s met meer oefentijd effectiever zijn. Ik bedoel dat overigens zeker niet als verwijt richting scholen. Vaak zijn er geen begeleiders die een aantal keer per week en maanden achter elkaar met een leerling kunnen gaan zitten. Dat krijgen ze gewoon niet georganiseerd.’ Madelon denkt dat scholen zich er ook niet altijd voldoende van bewust zijn hoe belangrijk het is om een programma te gebruiken zoals bedoeld. ‘Er zijn heel veel programma’s op de markt. Niet alleen voor lezen, maar bijvoorbeeld ook voor rekenen en andere vakken. Als er niet iemand is die zich daar echt in kan verdiepen, kan ik me voorstellen dat het voor een school heel lastig is om te bepalen wat ze precies moeten doen; je kunt je weg er wel in kwijtraken.’
Onderzoeksopzet
De 24 scholen die aan het onderzoek meedoen, gebruikten Flits! niet eerder of in ieder geval niet systematisch. Tijdens het onderzoek worden ze ondersteund om het programma een jaar lang op de goede manier te gebruiken. Lexima traint hiervoor de leerkrachten. Op elke school doen de zwakke lezers van de groepen 4, 5 en 6 mee. Een deel van de kinderen gaat de traditionele versie van Flits! gebruiken, een ander deel werkt met een aangepaste versie. Madelon legt uit: ‘In samenwerking met Lexima zijn nieuwe flitsoefeningen toegevoegd aan het programma. Bij het traditionele flitsen ziet het kind steeds één woord. Als je een tekst leest, is het natuurlijk belangrijk dat je je niet alleen op een woord fixeert, maar dat je ook al een beetje vooruit kijkt naar het volgende woord. Goede lezers doen dat. In de nieuwe oefeningen van Lexima worden daarom niet alleen losse woorden geflitst, maar leest het kind dezelfde woorden ook in rijtjes. Zo kunnen we onderzoeken of je alleen losse woorden moet oefenen of dat het voor de leesontwikkeling ook nodig is om te oefenen met het lezen van meerdere woorden achter elkaar. In de literatuur is dat een vrij ingewikkelde, theoretische discussie. Het is leuk dat we dit nu kunnen meenemen in dit praktische onderzoek.’ Uiteraard is er ook een deel van de leerlingen die de controlegroep vormt. Zij krijgen de ondersteuning die de school voorheen ook al gaf aan zwakke lezers. ‘Scholen gebruiken daarvoor veelal tekstgerelateerde oefenprogramma’s, zoals RALFI lezen of Connect Lezen’, legt Madelon uit.
Onderzoek en resultaten
In alle veertien deelonderzoeken die het NRO financiert, werken aanbieders van interventies, scholen en wetenschappers samen. Madelon benadrukt hoe uniek dat is: ‘Alle partijen zijn doordrongen van het belang van dit soort grootschalig onderzoek. Als we dit niet een keer op deze manier doen, zullen we nooit weten of interventies effectief zijn.’
Lexima verwerkt de oefengegevens van de leerlingen, het analyseren van alle data ligt op het bordje van Madelon en haar collega’s. Dat wordt een moeilijke en complexe exercitie. Aan het onderzoek doen namelijk 360 leerlingen mee. Zij oefenen vier keer per week, minimaal 24 weken lang. De leerlingen die met Flits! werken (in de traditionele of de aangepaste variant) doen wekelijks circa 20 oefeningen. Omdat het programma adaptief is, verschillen de oefeningen en de woorden per kind. Kortom: de hoeveelheid data die verzameld wordt, is immens. ‘Het wordt echt wel een uitdaging om alle data te ordenen en er grip op te krijgen!’, zegt Madelon hierover. Zij verwacht dat de eerste resultaten in de loop van schooljaar 2024-2025 beschikbaar komen. In september 2025 moet de eindrapportage klaar zijn.
Informatie
Het effectonderzoek naar Flits! wordt uitgevoerd door een onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam. Dit team bestaat onder andere uit dr. Madelon van den Boer (projectleider), emeritus hoogleraar Peter de Jong (adviseur) en Emiel Schoneveld (junior onderzoeker). Met vragen over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Emiel: R.e.schoneveld@uva.nl.
Over het onderzoek zal te zijner tijd een rapport worden geschreven dat beschikbaar komt via de website van het NRO. En als er meer bekend is over de resultaten leest u dat uiteraard ook in onze nieuwsbrief!