Training Wegwijs in dyslexie en dyscalculie
Kinderen met een leerstoornis hebben vaak te kampen met psychosociale problemen zoals faalangst, somberheid of een laag zelfbeeld. Om deze kinderen beter te kunnen helpen, werd een training ontwikkeld: Wegwijs in dyslexie en dyscalculie. Een van de auteurs, Jojanneke van der Beek, vertelt er meer over.
Orthopedagoog-generalist Jojanneke van der Beek is docent aan de Universiteit Utrecht en promovenda aan de Radboud Universiteit. Op dit moment is zij bezig met de afronding van haar proefschrift over de comorbiditeit tussen leerproblemen en emotionele problemen. ‘Uit onderzoek en praktijk weten we dat er een sterke samenhang is tussen de cognitieve en de affectieve kant, of de koude en de warme kant, zoals we dat ook wel noemen. Neem een kind met dyslexie of dyscalculie. Hoe het kind zijn problemen met leren beleeft, heeft enorm veel invloed op het lezen en spellen dan wel rekenen. Dat kun je niet negeren, daar moet je iets mee. Ik zie het wel een beetje als mijn missie om hier aandacht voor te vragen.’
Voorzien in een lacune
Niet voor niets schreef zij mee aan Wegwijs in dyslexie en dyscalculie. ‘Met een aantal collega’s stelden we vast dat er eigenlijk geen totaalprogramma is voor kinderen met een leerstoornis die psychosociale klachten ervaren. In die lacune willen we voorzien.’
Een wetenschappelijk onderbouwd behandelprotocol vormt de basis van het programma. ‘Het programma is zo opgebouwd, dat het in de meeste gemeenten binnen de basis-GGZ kan vallen. Het bestaat in principe uit tien wekelijkse sessies met het kind, twee sessies met de ouders en twee sessies met de leerkracht. Professionals kunnen daar echter van afwijken, ze kunnen het protocol ook als inspiratie gebruiken voor een behandeling op maat.’ Dat sluit mooi aan bij het onlangs ingevoerde Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (PDDB 3.0), de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie en het protocol Dyscalculie: Diagnostiek voor Gedragsdeskundigen (DDG 3.0), waarin de behandelaar meer professionele vrijheid heeft gekregen.
Signalen van psychisch lijden
Het programma kan gebruikt worden door orthopedagogen en psychologen die bijvoorbeeld werkzaam zijn bij een dyslexiepraktijk. Eventueel zouden gespecialiseerde rt’ers of ib’ers er ook mee kunnen werken, maar dan wel onder supervisie van een gedragsdeskundige. Het programma is bedoeld voor kinderen en jongeren met dyslexie (of dyscalculie), die signalen geven van psychisch lijden. Jojanneke: ‘De signalen kunnen heel divers zijn. Om te beginnen is er heel duidelijk sprake van stress rondom het leren. Verder zie je bijvoorbeeld dat het kind met buikpijn naar school gaat, veel huilt, zich terugtrekt, somber of angstig is, opstandig wordt of in de klas de clown gaat uithangen. Ook kan er sprake zijn van vermijdingsgedrag, waarbij het kind faalervaringen uit de weg gaat.’
Cognitieve gedragstherapie
Het programma is met name geschikt voor kinderen uit de bovenbouw van de basisschool en de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs. Jojanneke: ‘Het is gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie. Deze gaat ervan uit dat je kunt reflecteren op jezelf, dat je inzicht kunt krijgen in de relatie tussen je gedachten, je gevoelens en je gedrag. Dat kun je pas op een bepaalde leeftijd. In het programma kijkt de gedragsdeskundige samen met het kind hoe het bijvoorbeeld denkt over zichzelf, zijn leerstoornis en zijn toekomst. Kinderen hebben vaak heel negatieve gedachten. Ze leren om van de gedachtenkronkels, zoals wij ze noemen, handige en helpende gedachten te maken. Daardoor voelen ze zich minder naar en worden ze weerbaarder voor alle dingen waar ze nog tegenaan gaan lopen, op school en daarna.’
Ernstige dyslexie wordt veelal in de middenbouw vastgesteld. Het programma richt zich op de hele groep kinderen met dyslexie, dus ook op de kinderen die buiten de vergoedingsregeling vallen. Bij de inzet van het programma gaat het niet om het moment waarop de dyslexie wordt vastgesteld, maar om de mate waarin het kind er stress van heeft. Jojanneke: ‘Wij geven als richtlijn dat het kind minimaal 8 jaar oud moet zijn. Onderdelen uit het programma zouden eventueel ook toegepast kunnen worden bij kinderen uit groep 4 of 5. In die periode staat veelal de intensieve dyslexiebehandeling centraal. Het zou van het kind en de ouders veel vragen om tegelijkertijd de training Wegwijs te volgen. Het zou heel mooi zijn als de dyslexiebehandelaar de dyslexiebehandeling bij deze kinderen kan combineren met onderdelen uit Wegwijs.’
Psycho-educatie
Psycho-educatie is een wezenlijk element van het programma. ‘De psycho-educatie is niet alleen op het kind zelf gericht maar op alle betrokkenen om het kind heen. We mobiliseren de directe omgeving om het kind te ondersteunen en om begrip te tonen. De mate waarin een kind steun en begrip vanuit zijn omgeving ervaart, heeft namelijk veel invloed op hoe het kind in zijn vel zit. Een van de onderdelen van het programma is een korte presentatie die het kind houdt over zijn leerstoornis. Het kind mag zelf bedenken aan wie de presentatie gegeven wordt, bijvoorbeeld de klas, de ouders of opa en oma. Die presentatie draagt bij aan meer begrip over de leerstoornis.’
Copingvaardigheden
In het programma is ook aandacht voor copingvaardigheden om uitdagende situaties het hoofd te bieden. Jojanneke: ‘Het gaat aan de ene kant om het opkomen voor jezelf, bijvoorbeeld als een docent je dyslexiepas niet wil erkennen of als een leeftijdsgenoot een nare opmerking maakt. Maar coping heeft ook te maken met de dingen waar je tijdens het leren tegenaan loopt, bijvoorbeeld het plannen van je huiswerk of het vasthouden van je aandacht. Dat zijn twee voorbeelden van problemen, waarvan we weten dat ze vaak samengaan met een leerstoornis.’
De metafoor van de training
‘De materie van de cognitieve gedragstherapie kan best wel droog zijn. Om het wat levendiger te maken, gebruiken we in het programma daarom de metafoor van een grote reis die het kind maakt met zijn auto met aanhanger’, vertelt Jojanneke. De auto staat voor de gedachten en de aanhanger voor de gevoelens. De reis staat symbool voor het leven met dyslexie of dyscalculie. De metafoor is op allerlei leuke manieren verwerkt in het programma. Zo wordt als afronding van het programma met het kind een plan gemaakt voor pech onderweg. Wat zijn de signalen waardoor het lampje op jouw dashboard gaat branden (bijvoorbeeld: je trekt je vaker terug, je hebt meer conflicten met je ouders)? En wat kun je op dat moment doen? Bij dat plan voor pech onderweg speelt ook de Wegenwachtkaart een belangrijke rol, die aan het begin van de training wordt gemaakt. Daarop staan mensen in de omgeving van het kind die hulp kunnen bieden. Jojanneke: ‘De mensen op die kaart weten dat ze die rol hebben, het kind weet op zijn beurt: ik sta er niet alleen voor. Dat is een heel belangrijke boodschap!’
Inkijkexemplaar
Wegwijs bestaat uit een handleiding voor gedragsdeskundigen, een werkboek voor kinderen en jongeren met dyslexie en een werkboek voor kinderen en jongeren met dyscalculie. Op de website van uitgeverij LannooCampus kunt u de handleiding en beide werkboeken inkijken.
Teruglezen
Jojanneke schreef Wegwijs samen met Martine Mönch, Sylke Toll en Hans van Luit. Professor Hans van Luit was tot vorig jaar voorzitter van de stuurgroep die het ontwikkelproces van de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie begeleidde. Lees het interview met Hans van Luit, dat wij in 2021 publiceerden.