Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 26

De impact van Protocol 3.0 en de richtlijn in de praktijk

Alle praktijken die bij het NKD zijn aangesloten werken sinds 1 januari 2022 volgens het Protocol 3.0 en de Brede Vakinhoudelijke Richtlijn Dyslexie. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de diagnostiek en de behandeling en wat vraagt het van de expertise in het team? Waar ontstaan mooie kansen en waar zitten mogelijke voetangels? We vragen het orthopedagoog-generalist en regiebehandelaar Frédérique Spijkers (praktijk Barend Spijkers).

Welke aspecten van Protocol 3.0 vind je lastig of juist positief?

‘In Protocol 3.0 is het ernstcriterium voor aanmelding tot vergoede dyslexiezorg aangescherpt. Omdat er nu op een andere manier naar de spellingscores wordt gekeken, is er een kleine groep kinderen die niet meer in aanmerking komt voor vergoede dyslexiezorg. Dat vind ik een lastig punt, omdat we in de behandeling juist bij spelling vaak mooie resultaten behalen. Door het goed aanleren van bepaalde regels en strategieën kunnen kinderen enorm vooruitgaan. Scholen moeten dit nu zelf oppakken.
In Protocol 2.0 werden kinderen uitgesloten van de vergoede dyslexiezorg als er nog een andere problematiek speelde die voorliggend was. Ik ben er blij mee dat het enkelvoudigheidscriterium in Protocol 3.0 is losgelaten. De kinderen die lees- en spellingproblemen en een andere problematiek hebben, blijven door de Wet passend onderwijs vaker op de reguliere basisschool. Het nieuwe protocol biedt mogelijkheden om ook deze kinderen goed te kunnen begeleiden.’

Wat betekenen de veranderingen voor jullie diagnostiek?

‘Vorig jaar hebben we met de praktijk een studiedag gehad om dit te bespreken. Tegen alle psychologen en orthopedagogen die diagnostiek doen, hebben we gezegd: neem de vrijheid om verder te kijken dan alleen naar het stukje dyslexie. Als iets opvalt in de eigen observaties of in de vragenlijsten die school en ouders invullen, willen we graag dat zij zich daar verder in verdiepen.
Onze testbatterij was al behoorlijk compleet, maar we willen nog beter inzicht krijgen in de beschermende en risicofactoren van een kind. We hadden hierover altijd al informatie uit het dyslexiedossier van de school en uit ons eigen diagnostisch onderzoek, maar nu is ook de anamnesevragenlijst voor ouders op dit punt uitgebreid. We vragen hen nu ook naar de sterke punten van het kind en naar mogelijke knelpunten voor de behandeling, zoals het ontbreken van motivatie of een lage huiswerkattitude.’

Kun je dit illustreren aan de hand van een casus?

‘In het najaar werd een meisje met een ADHD-diagnose bij ons aangemeld. Als diagnosticus had ik mijn twijfels of de ADHD compleet onder controle was, ik merkte dat de aandachtsproblemen nog fors aan de oppervlakte zaten. In Protocol 2.0 zou zij niet in aanmerking komen voor een vergoede behandeling. We hebben veel overleg gehad over deze casus. Wat opviel: de ouders merkten thuis dat hun dochter vooral aandachts- en concentratieproblemen liet zien bij het lees-en spellinghuiswerk. Veel meer dan in andere situaties. Ook op school kon het meisje prima taakgericht werken, zolang er maar geen beroep werd gedaan op het lezen. Kortom, het lezen was voor haar gewoon een enorme belemmering. De school schatte in dat de aandachts- en concentratieproblemen naar de achtergrond worden gedrongen als het meisje beter leert lezen. Met het oog op het nieuwe protocol hebben we uiteindelijk een positieve behandelindicatie gegeven. Daarbij hebben we wel gezegd: als de aandachts- en concentratieproblemen echt in de weg komen te staan, moeten we opnieuw om de tafel om te bepalen of dit wel het juiste traject is voor dit meisje.’

Zorgt Protocol 3.0. ervoor dat de diagnosticus anders richting geeft aan het behandeltraject?

‘Dat vind ik lastig te zeggen. In de verslaglegging zijn wij voor kinderen met (mogelijke) comorbiditeit een ander format gaan gebruiken, met daarin een testbatterij die bijvoorbeeld de concentratie- en aandachtsproblemen en sociaal-emotionele problemen nader specificeert en concretiseert. De diagnosticus geeft op hoofdlijnen suggesties voor de behandeling, maar de behandelaar heeft veel vrijheid om de behandeling in de praktijk vorm te geven. We werkten altijd al met een zorgplan op maat, dat is niet veranderd. Als een kind bijvoorbeeld geen moeite heeft met de tweetekenklank ‘eu’, dan gaan we die ook niet standaard behandelen. Het behandelen van een kind met comorbiditeit vraagt wel iets extra’s van behandelaren.’

Hebben alle behandelaren daarvoor de kennis en vaardigheden in huis?

‘Om voor te sorteren op het nieuwe protocol hebben we afgelopen najaar met al onze dyslexiebehandelaren een in company cursus over dyslexiebehandeling bij comorbiditeit gevolgd. Uitgangspunt is dat we al onze behandelaren zo allround mogelijk opleiden en bijscholen. We werken ook samen met logopedisten, die puur zijn opgeleid om lees- en spellingproblemen te behandelen.  In de cursus kwamen kennis en vaardigheden aan bod die nodig zijn om kinderen met comorbiditeit goed te begeleiden. We moeten in de praktijk ontdekken hoe dat werkt. Wellicht hebben logopedisten iets meer coaching nodig. Ook is het denkbaar dat je bij meer complexe casussen kiest voor een andere behandelaar.’

Verwacht je dat Protocol 3.0 zorgt voor meer multidisciplinaire samenwerking?

‘In ons team zit veel kennis over andere stoornissen dan dyslexie. In het collegiaal overleg zijn er dus altijd collega’s die kunnen meedenken over een behandeling. Het is ook mogelijk dat een behandelaar bij specifieke onderdelen van de behandeling ondersteuning krijgt van een collega. Zo nodig kunnen we ook een beroep doen op een breed netwerk van samenwerkingspartners, bijvoorbeeld om mee te denken over een casus of om een stuk van de behandeling te doen. Ik denk dat het nieuwe protocol daar meer ruimte voor biedt. De regiebehandelaar blijft uiteraard altijd eindverantwoordelijk.’

Back to top