Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 26

De inspiratie van Lisanne Warmerdam

Lisanne Warmerdam zit sinds een klein jaar in de Datacommissie van het NKD. Hoe kan de Datacommissie in haar ogen bijdragen aan de kwaliteit van de dyslexiezorg in Nederland? En welke expertise en ervaring brengt ze daarvoor zelf in?

Wat voor achtergrond heb je?

‘Ik heb veel ervaring met het verzamelen en analyseren van data, vooral binnen de GGZ. Zo’n vijf jaar lang was ik wetenschappelijk onderzoeker bij een landelijke organisatie die de uitkomstgegevens – zeg maar de behandeldata – van alle GGZ-instellingen verwerkte en terugkoppelde. Nu werk ik bij het Zorginstituut Nederland, waar ik als methodoloog verbonden ben aan het programma Uitkomstgerichte Zorg.’

Wat houdt dat programma in?

‘Dit programma richt zich op 59 aandoeningen. Per aandoening brengen we relevante informatie over de uitkomsten van behandelingen in beeld. Dat doen we met een breed samengestelde werkgroep van gemandateerden uit het veld, onder meer patiëntenverenigingen en specialisten. Enerzijds gaat het om uitkomsten die relevant zijn voor de patiënt, zoals de kwaliteit van leven, pijn, vermoeidheid of mentale klachten. Anderzijds gaat het om klinische uitkomsten. Bij een behandeling van een bepaalde kankeraandoening gaat het er bijvoorbeeld om of er al dan niet uitzaaiingen zijn. Het doel is dat de patiënt en de zorgverlener de uitkomstinformatie gaan gebruiken om sámen te beslissen over de behandeling die wenselijk en haalbaar is. Zorgverleners kunnen zelf ook veel leren van de uitkomstinformatie: hoe doen we het en hoe doen we het in vergelijking met anderen? Op deze manier kan de kwaliteit van de zorg uiteindelijk beter worden.’

Wat was jouw motivatie om toe te treden tot de Datacommissie van het NKD?

‘Inhoudelijk weet ik weinig over dyslexie, maar ik heb wel veel kennis over uitkomstinformatie. Die kennis stel ik graag ter beschikking. Binnen de dyslexiezorg staan we op dit gebied nog wel een beetje aan het begin. Een belangrijke eerste stap is dat we er als Datacommissie voor zorgen dat praktijken zoveel mogelijk behandeldata aanleveren en dat de data van goede kwaliteit zijn. Want pas dan kunnen we er inhoudelijk iets mee doen.’

Hoe zorg je voor een hoge respons en kwalitatief goede data?

‘Om te beginnen door het voor praktijken zo makkelijk mogelijk te maken om data aan te leveren. Je kunt daar op allerlei manieren bij ondersteunen. Toen ik destijds binnen de GGZ werkte, organiseerden we onder andere themamiddagen, was er een helsdesk en werd er zo nodig een-op-een ondersteuning gegeven op locatie. Om het allemaal zo gebruiksvriendelijk te maken, kun je bijvoorbeeld ook allerlei controles inbouwen. Dat wil zeggen dat je een automatische melding krijgt als je verkeerde data invoert of als bepaalde data ontbreken. Je kunt er ook aan denken om praktijken regelmatig, misschien zelfs wel continu, een terugkoppeling te geven over de kwaliteit van hun aangeleverde data. Echter, als mensen het aanleveren van de data alleen maar als een verplichting zien, gaat het niet werken. Het aanleveren van data moet dus aantrekkelijker worden. Dat doe je door praktijken te laten ervaren dat ze er ook zelf profijt van hebben. Verhelder bijvoorbeeld met visuele weergaves hoe praktijken het doen, ook ten opzichte van andere praktijken.’

Hoe draagt die terugkoppeling bij aan de missie van het NKD?

‘Het NKD zet zich in voor hoogwaardige dyslexiezorg. Inzicht in de behandeluitkomsten en in de variatie in behandeluitkomsten, is daarbij cruciaal. Op praktijkniveau kun je bijvoorbeeld kijken naar variatie in de uitkomsten bij verschillende cliëntgroepen of bij verschillende behandelaren. Met elkaar kun je een verklaring gaan zoeken waarom die variatie er is en hoe de uitkomst tot stand is gekomen. Uiteraard kan zo’n gesprek alleen plaatsvinden in een omgeving waarin mensen zich veilig voelen. Op landelijk niveau is het waardevol om te kijken naar de variatie in behandeluitkomsten tussen praktijken. Dat biedt interessante mogelijkheden om van elkaar te leren en om samen de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Een vereiste hiervoor is wel dat je verschillen in uitkomsten kunt duiden. Het is namelijk ook mogelijk dat verschillen in uitkomsten het gevolg zijn van verschillen in kenmerken tussen cliënten (zoals leeftijd of diagnose) of verschillen in meetkenmerken. Bij dit laatste kun je denken aan het gebruik van verschillende meetinstrumenten om dezelfde uitkomst te meten of verschillen in het moment van meten. Dit zijn bronnen van variatie waarmee je rekening moet houden, waarvoor je wilt corrigeren. Dit moet nog uitgezocht worden binnen de dyslexiezorg.’

Je draait inmiddels zo’n jaar mee in de Datacommissie. Geeft dat jaar jou vertrouwen?

‘Zeker. De Datacommissie bestaat uit een gevarieerde groep mensen. Iedereen is heel gedreven en heeft veel kennis, zowel over de inhoud als over data. Het is fijn dat de Datacommissie onlangs versterking heeft gekregen in de persoon van Jos Roseboom. Hij neemt veel technische kennis over ICT mee, dat is een waardevolle aanvulling op de expertise van de andere commissieleden. We vullen elkaar mooi aan, ik ben ervan overtuigd dat we samen goede stappen kunnen zetten.’

Back to top