Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 12

Een gesprek met auteur Tom Braams

Tom Braams leidde zo’n twintig jaar een instituut voor leerstoornissen. Vijf jaar geleden besloot hij helemaal terug te gaan naar de inhoud en schreef onder meer het Handboek Dyslexie; theorie en praktijk. Dit biedt handvatten voor persoonsgerichte diagnostiek en evidence-based behandeling, waarin zwakke punten in het ‘ecosysteem’ worden ondersteund en sterke kanten worden benut. […]

Waarom heb je dit Handboek geschreven?

“De dyslexiepraktijk in Nederland is wel wat verouderd. De protocollen zijn geschreven vanuit de kennis die we rond 2005/2006 hadden. Destijds werd de taalverwerking (problemen met fonologie, snelheid van benoemen en de letterklankkoppeling) als oorzaak van dyslexie beschouwd.
Er zijn steeds meer stemmen die zeggen dat dat een te eenvoudige verklaring is. Het medische model, dat rond 2005/2006 gangbaar was, is niet goed houdbaar bij dyslexie. In de psychiatrie en neuropsychologie zie ik tendensen om op een andere manier met stoornissen om te gaan. Daarbij zoek ik in mijn boek nadrukkelijk aansluiting.”

In hoeverre is je opvatting over dyslexie veranderd?

“Ik heb me niet aangematigd om mijn eigen definitie van dyslexie te maken, ik sluit me in hoge mate aan bij de DSM-5 en in iets minder mate bij die van SDN. Ofwel: dyslexie gaat gewoon om ernstige en hardnekkig lees- en spellingproblemen. Dat probleem heeft vaak te maken met de bekende vaardigheden (fonologie, snelheid van benoemen en letterklankkoppeling), maar niet altijd. Er kunnen veel meer factoren een rol spelen, bijvoorbeeld allerlei executieve vaardigheden en zaken die met het geheugen te maken hebben. Ik beschouw dyslexie dus niet meer als een verklaring, maar als een naam voor een stoornis. Wat dat betreft ben ik wel van mijn geloof afgestapt, want ik kon me destijds goed vinden in de visie van Leo Blomert, de ontwikkelaar van het Protocol 1.0.”

Wat betekent dit voor de diagnose?

“Bij het stellen van een diagnose zou je een bredere cognitieve sterke-zwakteanalyse moeten maken, en ook daarbuiten moeten kijken naar belemmerende en ondersteunende factoren. Je moet een beeld krijgen van het gehele ecosysteem van het kind. Het gaat niet zozeer om de variabelen an sich maar vooral ook om de interactie ertussen. Een bepaalde zwakte in het cognitieve systeem, zoals fonologische vaardigheid, kan soms gecompenseerd worden als andere vaardigheden heel sterk zijn, of met een goede motivatie of goed onderwijs. Om de diagnose dyslexie te stellen, moeten er bepaalde zwaktes zijn: er moet wel iets ‘verstoord’ zijn. Wat mij betreft hoeven dat niet per se twee van de zes verklarende tests te zijn die het protocol aanwijst. De resultaten van cognitieve tests zijn voor mij maar een beperkt aantal stukjes van een veel grotere puzzel. Als je helemaal geen zwakte ziet, moet je je ernstig afvragen of er wel sprake is van een stoornis of dat er iets anders speelt. Bijvoorbeeld slecht onderwijs of andere zaken die niet specifiek met het kind te maken hebben.”

Krijgen dan meer kinderen de diagnose?

“Als er bij de diagnose naar meer aspecten wordt gekeken, hoeft dat zeker niet te betekenen dat meer kinderen de diagnose dyslexie krijgen. Hoeveel kinderen uitvallen met lezen, hangt hoofdzakelijk af van het onderwijs. Kijk naar het leesverbetertraject van Kees Vernooy in Enschede. Daar viel uiteindelijk slechts 2 procent van de kinderen uit. Het kan dus gewoon! Ook Anna Bosman wijst erop dat het aantal dyslexieverklaringen fors omlaag kan als er goed onderwijs wordt gegeven. Zij zegt dat elk kind kan leren lezen en ik denk inderdaad dat dat in hoge mate zo is.
Maar op dit moment is het wel roeien tegen de stroom in. Onderwijsideologen en politici vinden allerlei dingen veel belangrijker dan gewoon goed leren lezen, spellen en rekenen. Als je die keuze maakt, dan houd je een heel grote groep kinderen over die dat gewoon niet goed leert.”

Hoe kijk je nu tegen de behandeling aan?

“In behandelingen wordt er tegenwoordig steeds meer gedacht vanuit een ecosysteem-model. Op het moment dat er iets in je ecosysteem niet lekker loopt, raak je uit evenwicht. Als het om een enkel ding gaat, is daar relatief makkelijk mee om te gaan. Als er echter meer dingen flink uit het lood zijn, zie je dat kinderen toch echt onvoldoende leren. Stel dat een kind heel angstig is en je doet niks aan die angst, dan zul je zien dat een kind niet vooruitgaat. Hetzelfde geldt voor flinke motivatieproblemen of aandachtsproblemen. Om vooruitgang te boeken, moet je zorgen dat het hele ecosysteem weer wat beter in balans komt. Je richt je dan dus niet alleen op dat lezen en spellen, maar ook op de andere factoren die de disbalans bepalen. Om op deze manier te werken, denk ik dat veel dyslexiebehandelaars wel een stukje breder moeten worden opgeleid.”

In je boek stel je ‘baat het niet, dan schaadt het wel’. Wat bedoel je?

Kinderen met dyslexie hebben vaak maar een leerrendement van 40 procent ten opzichte van andere kinderen. Het is ongelofelijk moeilijk om achterstanden in te lopen; dat kan alleen als een kind, met zijn dyslexie, door een behandeling snéller vooruitgaat dan zijn leeftijdsgenoten. Door een niet-evidence-based behandeling (ik noem dat ook wel kwakzalverij) duurt het langer voordat er goede hulp gegeven wordt en wordt die achterstand alleen maar groter. Een slechte behandeling betekent tijdsverlies, dus een toename van de achterstand, en dat is schadelijk.  Daar komt nog eens bij dat kinderen hierdoor gedemotiveerd raken, onnodig lang lijden onder hun problematiek. Ook kunnen zij, en hun ouders, misschien minder vertrouwen krijgen in de zorg. Allemaal puur schadelijk!|
Maar ook een evidence-based behandeling kan niet effectief zijn. Bij de meeste kinderen kun je na een tiental behandelingen al goed zien of de behandeling werkt of niet. Als het niet werkt, zit je op het verkeerde spoor en moet je gaan aanpassen.”

Welke rol kunnen ouders spelen?

“Het is belangrijk om ouders intensief te betrekken bij de behandeling. Zij voelen zich vaak bewust onbekwaam en weten niet goed wat ze kunnen doen. Op het moment dat ze bekwaam worden gemaakt en zich gesteund voelen, willen zij vaak heel graag bijdragen. Zij kunnen dat bijvoorbeeld doen door thuis gericht te oefenen, op de manier zoals ook gebeurt tijdens de wekelijkse behandeling, en door een goed leesklimaat te creëren. Het gaat dan om voorlezen en samen lezen uit leuke kinderboeken. Eindeloos rijtjes woorden lezen is weinig effectief en zo demotiverend als wat. Uit internationale studies blijkt dat de landen die veel nadruk leggen op leesbeleving bij hun leesonderwijs veel betere resultaten behalen dan landen die vooral focussen op leestechniek. Stimuleer ouders dus vooral om samen met hun kind veel leeskilometers te maken.”

Back to top