Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 10

De inspiratie van Elise de Bree

Elise de Bree is universitair docent aan de UvA. Wat vindt zij inspirerend en welke ontwikkelingen boeien haar?

Waar komt jouw interesse in dyslexie vandaan?

“Ik ben van huis uit linguïst. Mijn interesse in dyslexie startte tijdens mijn promotieonderzoek naar kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) en kinderen met een familiair risico op dyslexie. Tijdens dat onderzoek zag ik hoe groot de impact van communicatieproblemen is. En ik ontmoette ouders die soms zelf met een enorm trauma rondlopen vanwege hun eigen dyslexie en nu bang zijn dat hun eigen kind dat ook heeft.
Over TOS is op scholen nog niet zoveel bekend en dyslexie heeft soms een behoorlijk negatieve connotatie, zowel bij scholen (‘wéér een kind met dyslexie…’) als in de maatschappelijke beeldvorming (‘hoezo dyslexie? gewoon lui’). Ik vind het verschrikkelijk als zoiets gezegd wordt.”

Op welke thema’s richt jij jezelf vooral?

“Ik ben verbonden aan de vakgroep pedagogische en onderwijswetenschappen. Peter de Jong, een van de grote namen op dyslexiegebied, is mijn leerstoelhouder. In eerste instantie was ik inhoudelijk vooral bezig met taal, nu doe ik ook veel onderzoek naar spellen en lezen.
Graag zou ik me nog nadrukkelijker willen focussen op spellen, daar kan ik ook goed mijn linguïstische ei in kwijt. Het spellen wordt vaak een beetje over het hoofd gezien, er wordt nogal eens gesuggereerd dat lezen en spellen helemaal hetzelfde zijn. Dat lijkt niet per se het geval. De instructie van lezen en spellen is anders. Ook in de diagnostiek naar dyslexie moet spellen goed worden bekeken.”

Wat voor onderzoek doe je al naar lezen en spellen?

“We zijn bezig met een longitudinale studie naar lezen en spellen. We onderzoeken zwakke lezers, zwakke spellers en zwakke lezers/zwakke spellers. Er wordt vaak vanuit gegaan dat een zwakke lezers automatisch óók een zwakke speller is. Dat blijkt niet altijd zo te zijn, hun cognitieve profiel is wel wat anders. In internationale studies hebben zwakke lezers bijvoorbeeld problemen met ‘rapid naming’ terwijl zwakke spellers meer problemen hebben met fonologisch bewustzijn. Ons onderzoek is bedoeld om te kijken of je misschien zou moeten spreken over comorbiditeit als je zwak leest én zwak spelt.”

Welke consequenties zou dat hebben?

“Wat niet verandert, is dat er heel goed naar zowel de leesvaardigheid als de spellingvaardigheid van een kind gekeken moet worden, net als naar de lees- en spellinginstructie. Mogelijk zou de definitie van dyslexie opnieuw geëvalueerd moeten worden om de rol van lezen en spellen te verduidelijken. Als blijkt dat lezen en spellen niet hetzelfde is of niet altijd samengaat, heb je het dus over een andersoortige stoornis. Het is nu overigens nog echt te vroeg om te zeggen hoe dit gaat uitpakken, daar is nog veel meer onderzoek voor nodig.”

Je maakt je zorgen over de negatieve beeldvorming over dyslexie…

“In 2014 heb ik samen met Koos Henneman 127 dyslexierapporten onderzocht. Wij stelden vast dat de uitval in het merendeel van de rapporten niet voldoende werd aangetoond. In opdracht van OCW heeft dit onderzoek onlangs een vervolg gekregen. Via een steekproef van 306 diagnostische rapporten hebben Femke Scheltinga, Myrthe Wildeboer, Peter de Jong en ik gezien dat in een kwart de uitval niet werd aangetoond. Die kinderen krijgen dus een dyslexiebehandeling/-verklaring terwijl de onderliggende onderbouwing ontbreekt. Van deze groep werd bij 60 procent de hardnekkigheid niet aangetoond, bij 40 procent waren de lees-spellingproblemen gewoon niet laag genoeg. Voor de duidelijkheid: misschien is de onderbouwing er wel, maar ze is niet terug te vinden in het rapport. En zo’n rapport moet navolgbaar zijn…”

Wordt dyslexie dan gefaket?

“Het faken van dyslexie kwam natuurlijk in het nieuws na de Rambam-uitzending, waarin minister Jet Bussemaker een dyslexieverklaring kreeg zonder dat ze getest was. Faken is een superinteressant onderwerp, waar we zelf ook onderzoek naar hebben gedaan. Uit ons onderzoek blijkt dat het behoorlijk moeilijk is om dyslexie goed te faken, omdat de fakers véél te slecht presteerden op de taken. Faken kan dus alleen succesvol zijn als je een goedgelovige en naïeve psycholoog tegenover je hebt; als het goed is, zijn die er niet.
De praktijk uit Rambam die ongezien een dyslexiediagnose afgaf, was overigens niet aangesloten bij het NKD. Ik denk dat het NKD-keurmerk en meer aandacht voor de dyslexierapporten heel veel goed gaat doen.”

Je zit zelf in de WARD. Hoe draagt die bij aan kwaliteit?

“De WARD is een onafhankelijke, wetenschappelijk georiënteerde adviesraad met een brede samenstelling: mensen uit de wetenschap, mensen uit de praktijk en mensen die beide werelden combineren. Het is interessant dat al die verschillende perspectieven samenkomen in de WARD.
De WARD mag het NKD-bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren over allerhande kwesties rondom dyslexie. Zo’n WARD onderstreept wat mij betreft wel dat het NKD een heel serieuze organisatie is: een organisatie, die praktijken ondersteunt en bijdraagt aan kwaliteitsverbetering. De WARD initieert zelf ook onderzoek naar zaken waarover we nog te weinig weten. Het is belangrijk dat er ook toegepast onderzoek wordt gedaan, dat aansluit op de dyslexiezorg en praktijken echt gaat helpen.”

Heb je een voorbeeld?

“Ik zou het goed vinden als er meer onderzoek komt naar de ondersteuning die kinderen op school nodig hebben nadat de behandeling is afgerond. We hebben nog onvoldoende evidence based kennis over wat werkt. Mijn persoonlijke inschatting is dat daar nog veel winst te halen is. Dit onderwerp leeft in de WARD ook sterk, we hebben daar verschillende projecten voor lopen.
Ook zou ik het heel relevant vinden als er onderzoek komt naar ‘resolvers’: mensen bij wie de dyslexieproblemen zozeer afnemen dat ze er geen last meer van hebben. Die mensen lijken er wel degelijk te zijn! Hoe kan het dat zij hun dyslexie kunnen compenseren? En wat voor gevolgen heeft dit voor een dyslexieverklaring? Moeten we een dyslexieverklaring beperkt houdbaar gaan maken als we weten dat er resolvers zijn? Dat heeft nogal wat maatschappelijke gevolgen…”

Aan wie geef je het estafettestokje door?

“Aan Koos Henneman, bestuurslid van Stichting Dyslexie Nederland en dyslexiecoach. Zelfs na haar pensioen doet Koos veel onderzoek naar dyslexie. Ik heb veel van haar geleerd, zeker om meer besef te krijgen over wat het betekent om dyslexie te hebben.”

Back to top