Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 15

Praktijk in beeld

Praktijk Barend Spijkers spreekt niet over dyslexiebehandeling maar over de begeleiding van kinderen met dyslexie. Een bewuste keus, want het kind is méér dan alleen dyslexie. In de begeleiding is er aandacht voor alle relevante kindfactoren en de sociale context. Doel is altijd te komen tot zelfbewuste, zoveel mogelijk zelfverantwoordelijke kinderen die goed kunnen omgaan met hun dyslexie.

Afbeelding van Praktijk Barend Spijkers

Bij Praktijk Barend Spijkers werken dertien mensen, aangevuld met een flexibele schil van psychologen, orthopedagogen en gespecialiseerde logopedisten en een groot netwerk van onder meer spel- en gedragstherapeuten, kinderfysiotherapeuten, systeemtherapeuten, opvoedcoaches. Het team werkt in de gehele regio Midden- Oost- West- en Zuid-Brabant.

Iedereen kent elk kind

Barend Spijkers, die de praktijk samen met zijn dochter Frédérique voert, zegt dat de open structuur heel kenmerkend is voor de praktijk. “Dagelijks bespreken we elke casus met het hele team en wekelijks hebben we een groot multidisciplinair overleg waarin we alle kinderen bespreken. Dat vinden we ontzettend belangrijk, omdat je daardoor ook een bredere invalshoek op kinderen krijgt. Het betekent dus dat iedereen op de hoogte is van alle kinderen die we in de praktijk onderzoeken en begeleiden.”

Dyslexiebegeleiding

Barend kiest dat woord ‘begeleiden’ welbewust. “Behandelen vind ik een medische term. Wij willen de diagnose dyslexie niet zien als een ziektebeeld – het kind is méér dan alleen de dyslexie. De dyslexie staat niet op zichzelf, er speelt vaak een bredere problematiek. Wij zien bijvoorbeeld veel ADHD, ADD, ASS, hoogbegaafdheid, sociaal-emotionele of psychosociale problemen en systeemproblematiek. In onze begeleiding nemen wij alle relevante kindfactoren en de sociale context van het kind mee, ofwel de school en het gezin. Zo’n brede blik vraagt natuurlijk wel het een en ander van alle betrokkenen.”

Kind sterker maken

“In de begeleiding, en zelfs al in de diagnose, staat het kind te allen tijde centraal. Zowel kindfactoren als het gehele systeem rondom het kind worden meegenomen. Het kind denkt mee in het bepalen van doelen in de begeleiding. We geven het kind een eigen verantwoordelijkheid, omdat het daar zelfbewuster van wordt.
We vinden het heel belangrijk dat het kind handvatten krijgt om datgene wat het geleerd heeft ná de begeleiding te integreren in nieuwe situaties. Daarom richt de begeleiding zich niet alleen op de specifieke problematiek van het lezen en spellen, maar zoomen wij ook in op bijvoorbeeld motivatie, zelfreflectie, concentratie en andere executieve functies. Ons einddoel is altijd: zelfstandige, zelfbewuste en betrokken kinderen die eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen. Daarvoor moet je een totaalbeeld hebben van wat het kind nodig heeft en bredere strategieën inzetten in een brede leercontext.”

Ernstige dyslexie

In de praktijk van Barend is deze brede focus in zowel diagnostiek als begeleiding gemeengoed. Hij pleit ervoor dat daar binnen het NKD ook meer ruimte voor komt. “Je komt dan op het vlak van co-morbiditeit en de kwestie van de enkelvoudigheid. Omdat er vaak sprake is van ernstige multifactoriële problematiek denk ik dat we meer naar een betiteling van ‘ernstige dyslexie’ toe moeten gaan.” Wij vinden het belangrijk in de begeleiding kinderen de juiste tools, strategieën aan te reiken die zij in kunnen zetten en hen helpen krachtiger in het leven te komen staan.

Ouderbetrokkenheid

“Met onze begeleiding willen we de veerkracht van kind én ouders – als medecoaches en medebegeleiders – versterken. Op alle mogelijke manieren proberen wij ouders te betrekken, te stimuleren en te begeleiden. Veel ouders willen het kind zo goed mogelijk begeleiden, maar ze weten niet hoe. Om te zien hoe wij dingen aanpakken, zijn ze aanwezig bij veel begeleidingsmomenten. Dan kunnen ze hun kind thuis ook beter begeleiden. Niet alleen nu, maar ook straks op de middelbare school. Ouders moeten goed begrijpen wat dyslexie is, wat er bij hun kind met zijn specifieke dyslexieprobleem gebeurt en hoe zij daar op kunnen inspringen. Dan kunnen ze er echt zijn voor hun kind en hen helpen al hun kwaliteiten in te zetten om tot zelfverantwoordelijke, bewuste persoontjes uit te groeien.”

Worsteling van scholen

Ook met scholen zijn nauwe contacten. Om te beginnen omdat zij goed moeten weten hoe ze het kind verder kunnen ondersteunen nadat de begeleiding vanuit Barends praktijk stopt. Maar Barend richt zijn pijlen ook op preventie. “We vinden het belangrijk om scholen bewust te maken van de verschillende zorgniveaus. We zien dat veel scholen het goed doen, maar we zien ook scholen die worstelen met het vormgeven van zorgniveau 2 en 3. Deels heeft dat te maken met een stukje onwetendheid, maar ook met de druk die maatschappelijk en vanuit de overheid op scholen ligt.” Als het aan Barend ligt, wordt meer ingezet op preventie. Niet alleen in het onderwijs, maar zelfs in de voorschoolse periode. “Daar is veel winst te halen!”

Verbinding tussen wetenschap en praktijk

Ook op landelijk niveau draagt Barend bij aan kwaliteit. Zo is hij lid van de NKD Kwaliteitscommissie, die praktijken begeleidt en coacht om toe te groeien naar het NKD-lidmaatschap. “Belangrijk werk, dat ik met veel plezier doe.”
Daarnaast is hij lid van de WARD, de Wetenschappelijke Adviesraad Dyslexie van het NKD. Over de bijdrage die hij daarin wil leveren, zegt hij: “In algemene zin zie je vaak dat er allerlei nieuwe wetenschappelijke inzichten komen, maar dat de vertaalslag naar de praktijk niet altijd gemakkelijk is. Ik vind dat we daar in de WARD voor moeten waken en juist wél de verbintenis leggen met de praktijk. Wat mij betreft gaat het steeds om de vraag wat kinderen, ouders en scholen nodig hebben en hoe we daaraan als wetenschap een bijdrage kunnen leveren.”

Diagnostisch instrumentarium voortgezet onderwijs

Een van de zaken waar Barend zich in de WARD hard voor maakt, is het ontwikkelen van een up-to-date diagnostisch instrumentarium voor het vo. “Dat is er nu vrijwel niet. De screeningsdictees die we gebruiken, zijn gedateerd en we hebben te maken met verouderder normen. Dat kan natuurlijk niet meer. We moeten zorgen dat de professionals die diagnoses stellen, kunnen beschikken over een valide en betrouwbaar instrumentarium. Dat komt de kwaliteit van het gehele onderwijs, de diagnostiek en de begeleiding ten goede.”

Back to top