Ga naar de inhoud
Als het over kwaliteit in dyslexiezorg gaat

NIEUWSBRIEF 11

De inspiratie van Koos Henneman

Koos Henneman is echt een mens uit de praktijk. Zij werkte als dyslexiecoach, opleider en onderzoeker en was mede-ontwikkelaar van het Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs. Inmiddels geniet Koos van haar pensioen, maar is nog wel bestuurslid van Stichting Dyslexie Nederland (SDN). Wat waren haar drijfveren en wat vindt zij momenteel urgente kwesties?

Waar komt jouw interesse in dyslexie vandaan?

“Ik ben via een flinke omweg in de dyslexiezorg terechtgekomen. Na mijn studie Nederlands had ik een haute-coutureatelier en werkte veel voor theaters. Door problemen met mijn oudste zoon ontstond er thuis meer behoefte aan rust, reinheid en regelmaat en koos ik voor een baan in het onderwijs. Toen bleek dat mijn zoon niet leerde lezen en schrijven, ben ik me gaan verdiepen in dyslexie. Als hij geen dyslexie had gehad, was ik vast niet in dit werkveld terechtgekomen. Voor mij was het een enorme drive, het heeft mijn verdere carrière bepaald.

Was je een pionier?

In die tijd vonden veel mensen dyslexie flauwekul. Ook over mijn zoon zeiden ze dat hij maar beter zijn best moest doen en niet zo slim was. Zijn leraren vonden hem ook onhandelbaar. En ja, dat werd hij ook omdat hij gefrustreerd was. Ik zou die leraren nog wel eens willen ontmoeten om te vertellen hoe goed hij terecht is gekomen. Hij is een buitengewoon getalenteerd mens met veel mogelijkheden, maar op school is dat nooit gezien. Het heeft lang geduurd voor al zijn talenten tot bloei kwamen en het zelfvertrouwen er was.

Waarop richtte jouw werk zich?

Eerst heb ik jarenlang op de Hogeschool Utrecht gewerkt, waar ik ook keuzecursussen over dyslexie heb ontwikkeld. Daarna ben ik bij het Seminarium voor Orthopedagogiek terechtgekomen, waar ik onder meer onderzoek deed in de praktijk. Dat was ontzettend leerzaam!
Ondertussen was ik ook op vo-scholen actief. Ik adviseerde bijvoorbeeld directies, verzorgde voorlichtingsmiddagen voor docenten over wat zij in de klas konden doen en leidde dyslexiecoaches op. Zo’n coach kan een belangrijke rol spelen voor een leerling met dyslexie. Het is iemand die goed kan luisteren en door vragen te stellen de leerling bewust kan maken wat er allemaal speelt, zowel op praktisch als emotioneel vlak. Wanneer dat duidelijk is, kan naar oplossingen gezocht worden. Een dyslexiecoach richt zich in eerste instantie op de leerling, maar soms ook op de docenten.

Waar hebben dyslectische leerlingen behoefte aan?

Dat is heel individueel. Veel leerlingen met dyslexie hebben het idee dat ze niet veel kunnen, ze hebben vaak weinig zelfvertrouwen. Hun sterke kanten worden vaak helemaal niet aangesproken. Als zij niet de juiste ondersteuning krijgen, kan dat zeer beschadigend zijn. De psychische kleerscheuren die zij oplopen, kunnen steeds weer opduiken.
Het is vaak een moeilijke klus om deze leerlingen te laten ontdekken hoe ze zelf dingen kunnen oplossen. Het is dankbaar als dat lukt. Ik vind het werk van een dyslexiecoach geslaagd als de leerling meer zelfvertrouwen heeft en autonomie voelt (bijvoorbeeld in het aangeven wat hij nodig heeft of het zelf oplossingen bedenken). Dat zijn wezenlijke zaken. Overigens geldt dat niet alleen voor dyslectici maar voor ieder mens.

Is er tegenwoordig meer oog voor de talenten van dyslectische leerlingen?

Sommige scholen en docenten zijn daar goed in, maar in onderzoek is er nog weinig aandacht voor. Samen met Elise de Bree heb ik onderzoek gedaan naar de navolgbaarheid van diagnostische rapporten. We zagen zelden rapporten waarin werd aangegeven waar de leerling wél goed in was of waarin de leerling zelf vond goed te zijn. Het diagnostisch onderzoek is heel medisch gericht, terwijl het natuurlijk erg belangrijk is dat je nagaat waar de leerlingen wel goed in is.

Hoe heb je de aandacht voor dyslexie zien veranderen?

Dyslexie bestáát nu, dat is echt een grote verandering. Maar misschien is het nu wel weer wat doorgeslagen. Er zijn vo-scholen waar een derde van de leerlingen dyslectisch is. Dat kán natuurlijk helemaal niet.
Dat doet ook wat met het imago van de dyslexiezorg. Dyslexie is handel geworden en daar word ik heel triest van. Van het grote aantal dyslexieverklaringen kun je trouwens niet alleen onderzoekers de schuld geven. Het is complexe materie en heeft bijvoorbeeld ook te maken met ouders die willen dat hun kind zo hoog mogelijk terechtkomt en scholen die niet zo goed weten hoe ze sommige leerlingen effectief kunnen ondersteunen. De markt springt daarop in. Kortom, er moet aan alle kanten wat opgevoed worden.

Zijn er nog meer zaken die wat jou betreft aandacht behoeven?

Ik beantwoord veel SDN-post. De laatste jaren krijgen we regelmatig brieven van mensen die als kind heel slecht konden lezen, maar nooit op dyslexie onderzocht zijn. Het gaat om mensen die nu weer een opleiding willen gaan volgen en een dyslexieverklaring nodig hebben voor extra faciliteiten. Als ze zo’n onderzoek zelf niet kunnen betalen, gaat de opleiding niet door. Dat vind ik verschrikkelijk schrijnend, daar moet een mouw aan gepast worden!
Ook over de geldigheid van dyslexieverklaringen moet helderheid komen. Jonge mensen worden ermee geconfronteerd dat een hogeschool of universiteit hun dyslexieverklaring niet accepteert, bijvoorbeeld omdat hij ouder dan 3 jaar is. Ik vind dat dat echt niet kan.

Aan wie geef je het estafettestokje door?

“Aan Marzenka Rolak. Zij heeft een eigen praktijk en is betrokken bij het stimuleringsprogramma en de nieuwe Richtlijn. Ik ken Marzenka al heel lang. Vanaf het eerste moment klikte het en we hebben veel van elkaar geleerd.  Ze is zeer creatief en dwingt je af en toe om vanuit een ander perspectief te kijken. Dat is heel goed en inspirerend!”

Back to top