Weerbaarheid in lezen
Wat zorgt ervoor dat een kind dat moeite heeft met lezen uiteindelijk tóch kan meekomen met de groep? Wat bepaalt de weerbaarheid van het kind, zodat het wél tot functionele geletterdheid komt? Welke beschermende en bevorderende factoren spelen daarbij een rol? En wat kan je hier als professional mee? WARD-lid Sietske van Viersen gaat erover in gesprek met Mariska van der Vliet-de Keizer, regiebehandelaar bij 1801 jeugd & onderwijsadvies.
Sietske promoveerde na haar studie aan de Universiteit van Amsterdam, bij Peter de Jong en Elise de Bree. Ze deed onderzoek naar risicofactoren, beschermende factoren en mogelijkheden voor compensatie bij kinderen met dyslexie. Ze legt uit waarom juist dit soort onderzoek haar zo aanspreekt: ‘Ik vind het heel leuk om theoretisch iets bij te dragen en dan de vertaalslag te maken naar de praktijk. Mijn doel is om de orthopedagogische praktijk wat makkelijker of efficiënter te maken en dat mensen in de praktijk altijd een geïnformeerde keuze kunnen maken.’ Het promotieonderzoek van Sietske heeft geresulteerd in de Richtlijn lees- en spellingproblemen in combinatie met hoogbegaafdheid, die door SDN is gepubliceerd. Regiebehandelaar Mariska van der Vliet-de Keizer kent de richtlijn goed. Zij zegt: ‘De richtlijn geeft ons in de praktijk duidelijkheid, we weten waarmee we rekening moeten houden. Dat is fijn. Ook helpt de richtlijn ons om bijvoorbeeld aan ouders en onderwijsprofessionals uit te leggen waarom we een bepaalde keuze maken. Soms is dat nodig om de juiste vervolgstappen voor het kind te kunnen zetten.’
Onderzoek met positieve invalshoek
Inmiddels werkt Sietske als universitair docent aan Universiteit Utrecht. Hier leidt ze het meerjarige onderzoeksproject Op weg naar Weerbaarheid in Lezen (WiL). Sietske: ‘Uit eerder onderzoek weten we al een heleboel over (cognitieve) risicofactoren bij kinderen met lees- en/of spellingproblemen. Ons project heeft een ander vertrekpunt en kijkt ook naar positieve kanten in de ontwikkeling. We willen graag weten welke beschermende en bevorderende factoren een rol spelen. Welke vaardigheden en omstandigheden dragen bij aan de weerbaarheid van kinderen en welke vaardigheden dragen bij aan het voorkomen of onnodig voortduren van ernstige lees- en/of spellingproblemen? De meeste interventies zijn gericht op het wegwerken van tekorten. Wij hebben de ambitie om breder te kijken en uiteindelijk praktische handvatten te ontwikkelen die de weerbaarheid van kinderen vergroten en bijdragen aan het voorkomen of verminderen van (de impact van) lees- en/of spellingproblemen.’
Beschermende en bevorderende factoren
WiL is in 2022 van start gegaan met een kwalitatieve analyse van relevante onderzoeken naar factoren en omstandigheden die bijdragen aan veerkracht in de ontwikkeling van geletterdheid. Uiteindelijk waren slechts 22 onderzoeken geschikt om te analyseren. De meeste van deze studies hadden een (zeer) kleine steekproefomvang of analyses gingen niet ver genoeg om bevorderende en beschermende factoren van elkaar te kunnen onderscheiden. De focus in de onderzoeken lag meestal op woordlezen en zelden op tekstleesvloeiendheid of begrijpend lezen. Toch gaf de analyse een bescheiden inzicht in beschermende factoren die zwakke lezers kunnen helpen om beter te presteren dan verwacht: een hoge benoemsnelheid, goede verwerkingssnelheid, grote woordenschat, betere zelfregulatie en meer taakgericht gedrag. Sietske legt uit dat ook interpersoonlijke factoren een rol spelen: ‘Dan hebben we het bijvoorbeeld over de interactie tussen leerkracht en leerling en tussen leerlingen onderling. Als je daarin de juiste dingen doet, kan dat ook positief bijdragen aan het leren lezen. Dat zijn dus zaken waar je invloed op hebt.’
Open mind
Mariska reageert: ‘Ik herken wat je zegt. Wij zien trouwens dat het ook een rol speelt in hoeverre het kind open staat voor aanwijzingen. Sommige kinderen durven moeilijk los te laten en houden erg vast aan wat ze gewend zijn. Andere kinderen durven wél te proberen wat de behandelaar aandraagt. Als ze dan merken dat dat werkt, zie je dat ze zich makkelijker kunnen ontwikkelen. Als je ouders en leerkracht ook kunt meenemen in het gedrag dat je aan het aanleren bent, is de kans groter dat het kind het werkelijk gaat doen.’
Investeer in woordenschat en kennis van de wereld
Biedt Sietskes analyse ook aanknopingspunten voor scholen en dyslexiebehandelaars? Voor het huidige project is dat helaas nog te vroeg, legt Sietske uit. ‘Uit eerdere studies kwamen wel aanknopingspunten naar voren. Bijvoorbeeld dat het heel helpend is om te investeren in kennis van de wereld en woordenschat. Dat werkt bij alle kinderen, maar zeker bij kinderen die een risico hebben op het ontwikkelen van lees- en/of spellingproblemen of dyslexie.’ Mariska reageert: ‘Aan die woordenschat besteden wij ook aandacht in de behandeling. De behandelaar richt zich zeker niet alleen op het technische aspect en het sec lezen van woordjes, maar zal ook zeker vragen: weet je wat alle woordjes betekenen? Zo niet, dan zal ze de betekenis uitleggen of bijvoorbeeld samen met het kind een plaatje opzoeken op internet.’
Sietske: ‘Het is mooi dat je dan ook bezig bent om ze iets te leren wat niet op voorhand extra moeilijk voor ze is. Want het leren lezen kost deze kinderen heel veel moeite, maar de betekenis van woorden leren lukt doorgaans wel.’ Mariska vindt dat daar ook een stukje uitleg richting ouders en leerkrachten bij hoort, over hoe ze kunnen signaleren dat het kind bepaalde woorden niet begrijpt. ‘Door ze bewust te maken van hun eigen rol, kun je het effect vergroten. Maar los daarvan stimuleren we kinderen om zelf verantwoordelijkheid te nemen en om de betekenis op te zoeken van woorden die ze niet kennen. Niet alleen op internet, maar ook in een (plaatjes)woordenboek.’
Afstemmen op het kind
Sietske zegt dat het ook heel belangrijk is dat kinderen veel leesmeters maken. ‘Maar dat moet wel goed zijn afgestemd op het kind’, benadrukt Mariska. ‘Als ik afga op de handelingsplannen die scholen bij ons aanleveren, vindt die afstemming lang niet altijd plaats. Ik denk dat je een bepaalde achterstand kunt voorkomen als je goed signaleert en je hulp en leesondersteuning direct goed afstemt op wat het kind nodig heeft. Kinderen zijn niet allemaal bij dezelfde aanpak gebaat.’
1801 is ook actief in onderwijsbegeleiding. Mariska: ‘Wij spannen ons in om datgene wat in de klas gebeurt te optimaliseren. Wat kan de leerkracht doen om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen zich zonder ernstige problemen ontwikkelen? Daar is namelijk al heel veel over bekend.’
Holistische benadering van het kind
Sietske beaamt dat. ‘We weten best heel goed wat je moet doen in de vroege leesontwikkeling van kinderen. Met mijn onderzoek kijk ik vooral naar het stukje erná: wat kan je nog méér doen om het lezen te bevorderen en om bij te dragen aan een positieve leesontwikkeling? Dat komt dus bóvenop wat je in de vroege ontwikkeling moet stimuleren. Ons uitgangspunt is een meer holistische benadering van het kind, waarbij je meer omvattend met een kind bezig kunt zijn om tot een optimale ontwikkeling te komen. Daarbij hoort inzicht in zowel sterktes als zwaktes, binnen het kind én in de omgeving, en bekijken hoe die op elkaar inwerken.’ Mariska besluit: ‘Daar heb je dus iedereen voor nodig. In de eerste plaats het kind, maar óók de mensen eromheen die zijn sterke kanten zien: ouders, leerkrachten en eventueel de dyslexiebehandelaar. Met elkaar streef je hetzelfde na en kun je elkaar versterken.’
Meer informatie
Bekijk de website van het onderzoeksproject Op weg naar Weerbaarheid in Lezen (WiL).
Helpt u met het onderzoek?
Voor het onderzoek komt WiL graag in contact met leerlingen met (een vermoeden van) dyslexie uit groep 5-7. Fijn als u daarbij wilt helpen! WiL maakte een kleine poster die u zelf kunt printen om bijvoorbeeld op te hangen in de praktijk of mee te geven aan ouders.